Terugblik op 2021
EVOLUTIE BINNEN HET FEDERAAL VOEDINGS-EN GEZONDHEIDSPLAN
Het Federaal Voedings-en Gezondheidsplan (FVGP) ontwikkelt een federaal beleid om gezonde eetgewoonten en levensstijlen te bevorderen, met het oog op een aanzienlijke vermindering van het voorkomen van ziekten die verband houden met slechte voeding en een sedentaire levensstijl en die een zware impact hebben op de kwaliteit van leven en gezondheidsbudgetten.
Verlaging van het suiker- en vetgehalte in het kader van het Convenant Evenwichtige Voeding
De werkzaamheden met betrekking tot het verminderen van energie door de vermindering van suikers, vetten en portiegroottes zijn sinds 2018 lopende en verschillende sectoren zijn, ondanks de pandemie, de voedselvoorziening op de Belgische markt blijven verbeteren.
Eind 2021 presenteerden Fevia, zijn subsectoren en Comeos de meest recente resultaten voor de periode 2017-2020. Het lijkt erop dat de zuivelsector de toegevoegde suikers in hun producten met 9% heeft verminderd zonder ze te vervangen door zoetstoffen. Wat de sector verfrissende dranken betreft, daalde het gehalte aan toegevoegde suikers met 13% (de sector wijst erop dat er tussen 2000 en 2025 een daling van 42% in toegevoegde suikers zal zijn). Voor spreadpreparaten wordt een vermindering van 11,4% van het totale vet en 7,4% van het toegevoegde zout gemeld. Voor kant-en-klaarmaaltijden is er een toename van 14,6% in plantaardig gehalte, een toename van 10,6% in vezelgehalte en een afname van 6,9% in toegevoegd zoutgehalte. En tot slot is er voor koude sauzen die onder eigen merken worden verkocht een vermindering van 3% in kcal wat overeenkomt met een afname van vetten en / of suikers.
We kunnen dus een positieve evolutie van de verbintenissen inzake energiereductie zien, zelfs als de geleverde inspanningen moeten worden voortgezet, met name door de andere sectoren die in de eerste periode (tussen 2012 en 2017) van het Convenant hebben geïnvesteerd.
Om een onafhankelijke monitoring van voedingsproducten te garanderen, monitort Sciensano in samenwerking met het DG Dier, Plant en Voeding sinds 2018 jaarlijks de samenstelling van voedingsproducten die op de Belgische markt worden verkocht in het kader van het Nutritrack-project. Deze monitoring zal het mogelijk maken om de evolutie van de herformulering van voedingsproducten te volgen. Als onderdeel van de voortzetting van het werk van het FVGP, zal het verminderen van het energie- en zoutgehalte van producten en het verbeteren van de voedingskwaliteit (vezels, volle granen, vetzuren, enz.) een prioriteit blijven.
De voedingsenquête 2021-2025 onder leiding van Sciensano zal het ook mogelijk maken om te analyseren of de Belgische bevolking minder calorieën verbruikt dan tijdens de voedingsenquête van 2014.
Borstvoeding
Een van de opdrachten van het Federaal Voedings- en Gezondheidsplan is ook het bevorderen, beschermen en ondersteunen van borstvoeding in België. Zo lanceerde het DG Dier, Plant en Voeding, ter gelegenheid van de Wereld borstvoedingsweek van 1 tot 7 oktober 2021, een nieuwe postercampagne op materniteiten en het ONE- en Kind & Gezin-overleg, in samenwerking met het Federaal Borstvoedingscomité. De keuze is gemaakt om het idee te benadrukken dat borstvoeding diep duurzaam is en bijgevolg het motto “Eet lokaal !” aan te moedigen.
VRIJSTELLING VAN DE VERPLICHTE BIJDRAGEN AAN HET SANITAIR FONDS VOOR DE SECTOR VARKENS
Het Begrotingsfonds voor de gezondheid en kwaliteit van de dieren en de dierlijke producten, kortweg ‘het Sanitair Fonds’ genoemd, is een solidariteitsfonds dat steunt op de principes van medefinanciering, medeverantwoordelijkheid en medebeheer door de producenten en financiert met name de tussenkomsten in het kader van de officiële dierenziektebestrijding, zoals daar zijn tussenkomsten in analyses en erelonen van de dierenartsen, omkadering van dierziektebestrijdingsprogramma’s en vergoedingen in geval van verplichte ruimingen.
Om deze solidariteit te garanderen worden er jaarlijkse verplichte bijdragen geïnd bij de operatoren actief binnen de verschillende deelsectoren.
2021 was echter vanuit economisch oogpunt een zeer moeilijk jaar voor de varkenssector. Enerzijds waren er de exportproblemen die de sector ondervond door de uitbraak van Afrikaanse varkenspest in Duitsland (een groot deel van de Belgische export verloopt via Duitsland), een onvoldoende heropbouw van de reserves binnen de sector na de uitbraak van Afrikaanse varkenspest in België in 2018-2019 en de hoge energie- en veevoederprijzen. Anderzijds daalde de prijs voor de varkens.
Om die reden heeft Minister Clarinval deze sector uitgeroepen tot een sector in nood, in eerste instantie tot eind maart 2022. Intussen werd deze erkenning verlengd tot eind 2022.
Om de varkensboeren financieel te ondersteunen werden deze vrijgesteld van hun verplichting tot het betalen van de jaarlijkse bijdrage aan het Sanitair Fonds voor het jaar 2021. Deze maatregel betekent een globale besparing voor de sector van om en bij de 3 miljoen euro.
De voorbereiding en opvolging van het wetgevend kader voor deze vrijstelling werd behartigd door het DG Dier, Plant en Voeding van de FOD.
FYTOSANITAIRE WETGEVING: VERDERE STAPPEN OP NIVEAU VAN DE EUROPESE UNIE VOOR DE PLANT HEALTH LAW
Verordening (EU) 2016/2031 is van toepassing sinds 14 december 2019. Volgens de bepalingen van artikel 50 en 79 van deze verordening werkte de Europese Commissie in 2021 samen met de lidstaten aan een rapportering aan het Europees parlement en de Raad over de intussen opgedane ervaringen met de verstrengingen van het invoersysteem, evenals met de uitbreiding van het plantenpaspoortsysteem. Het resultaat van deze evaluaties is de basis voor verdere discussie in 2022 over aanpassingen aan de Europese basiswetgeving inzake plantengezondheid.
Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072 geeft de voornaamste invulling aan de basiswetgeving plantengezondheid door het vastleggen van de lijsten met gereguleerde organismen en hun bijhorende eisen. Om de bescherming van de plantengezondheid op peil te houden, moeten ook deze lijsten verder aangevuld of herzien worden op basis van wetenschappelijk onderzoek en risicobeoordeling. Een eerste grote herziening van deze verordening is afgerond en gepubliceerd op EU-niveau eind 2021, waarbij de Belgische positie werd gecoördineerd in samenwerking met het FAVV en de gewesten. De herziene lijsten met quarantaine organismen en bijhorende eisen zijn op 11 april 2022 in werking getreden.
Contractonderzoek: een echte garantie voor het motto 1 wereld, 1 gezondheid
Het ondersteunen van wetenschappelijk onderzoek is een van de missies van onze FOD. Binnen het DG Dier, Plant en Voeding heeft de Cel Contractueel Onderzoek de selectieprocedure in 2021 voor een aantal projecten op het gebied van voedselveiligheid, diergezondheid en plantengezondheid georganiseerd en beheerd.
WELKE DIERZIEKTEN LOEREN ER OM DE HOEK?
Opkomende dierziekten bedreigen de gezondheid van de dieren en bij grotere uitbraken ook de economie. Een nauwkeurige voorspelling van het risico op insleep van opkomende dierziekten is noodzakelijk om een efficiënt preventief beleid te ontwikkelen. Veel bruikbare informatie is gestructureerd maar verspreid beschikbaar in diverse (inter)nationale databanken. De risicovoorspelling kan worden verbeterd wanneer verschillende informatiebronnen worden gecombineerd. In het kader van het MORISKIN-project werd een webapplicatie ontwikkeld die het mogelijk maakt om verschillende indicatoren simultaan te monitoren en aldus het risico van insleep van dierziekten in België nauwkeuriger in te schatten. Tijdens het project werd de risicobeoordeling van één ziekteverwekker namelijk Afrikaanse Varkenspest uitgewerkt. Hiertoe werden gegevens gebruikt over de verspreiding van virus in tijd en ruimte enerzijds en over de mogelijke introductieroutes in België anderzijds. Met deze casestudie toonden de onderzoekers aan dat de webapplicatie “MORISKIN” in de praktijk werkt.
ANTIBIOTICA EN ANTIBIOTICARESISTENTIE OP HET VELD EN IN DE SOEP?
Eén manier waarop antibioticaresiduen, resistente bacteriën en antibioticaresistentiegenen terecht kunnen komen bij dieren en mensen is via dierlijk mest dat wordt uitgereden op landbouwakkers. In het AMRESMAN-project werd onderzocht wat de invloed is van mest die antibioticaresiduen en -resistentiegenen bevat op bodem en plant.
De onderzoekers konden aantonen dat mest van varkens en kalveren vaak antibioticaresiduen en multiresistente (mogelijk pathogene) bacteriën bevat. Landbouwgronden zijn vaak gecontamineerd met antibioticaresiduen, mogelijks door herhaaldelijke bemestingen. Prei die bij wijze van experiment werd opgekweekt in een bodem gefertiliseerd met mest waaraan antibiotica werden toegevoegd, bleek bij oogst vrij te zijn van antibioticaresiduen of -resistentiegenen. Prei uit de supermarkt bevatte ook weinig tot geen antibioticaresiduen. Verder onderzoek moet uitwijzen of deze conclusies kunnen bevestigd worden voor andere groenten groenten en wat de impact is op langere termijn na herhaaldelijke bemestingen.
AARDAPPELEN, TOMATEN EN AUBERGINES ONDER VUUR VAN VIRUSSEN
De technologie voor de opsporing van micro-organismen staat niet stil. Nieuwe genomische technieken vertellen meer dan de traditionele microscoop. Het project SEVIPLANT beoogde alle virussen aanwezig in een bepaald plantenstaal te kunnen opsporen. De volledige nachtschadefamilie werd onderzocht. Hiertoe behoren gewassen als de aardappel, tomaat, paprika en aubergine maar ook bepaalde sierplanten en onkruiden als de zwarte nachtschade. In dit project werden meer dan 17.600 monsters verzameld van verschillende planten en gewassen op verschillende locaties in België. Uit de analyse van het erfelijk materiaal werden ongeveer 40 plantenvirussen gedetecteerd, waaronder 23 die nog nooit eerder in België werden opgetekend. Anderen waren wel al gekend maar nog niet voor de onderzochte gastheer. Er werden zelfs enkele volledig nieuwe virussoorten geïdentificeerd. De resultaten voor de aardappelen waren bemoedigend: er werden weinig virussen gevonden, waardoor men verondersteltdat het huidige sterk gecontroleerde vermeerderingsschema om te komen tot gezonde pootaardappelen succesvol is. Daarentegen werden talrijke virussen gedetecteerd in de sierplanten. We moeten dus waakzaam zijn omdat deze sierplanten als toegangspoort kunnen dienen voor nieuwe virussen die onze gewassen kunnen aantasten. De uitgeteste methoden kunnen verder gebruikt worden om virussen te inventariseren op andere gewassen en plantenfamilies.
PFAS OP IEDERS BORD?
Per- en polyfluoralkylverbindingen (PFAS) worden in een groot aantal toepassingen gebruikt (textiel, huishoudelijke producten, blusschuim, automobielsector, voedselcontactmaterialen, …). Aangezien deze stoffen moeilijk afbreekbaar zijn, stapelen ze zich op in het milieu. Bovendien zijn ze ook toxisch. Daarom kan blootstelling aan deze chemicaliën schadelijke gevolgen hebben voor de gezondheid. Het FLUOREX-project startte in juni 2021, en loopt nog tot mei 2023. Het doel is om gegevens te verzamelen over de aanwezigheid van PFAS in voeding (voornamelijk uit de supermarkt), en hieruit de blootstelling van de Belgische bevolking aan PFAS via voeding te kunnen berekenen. In het project zullen ook de bronnen van PFAS-contaminatie in de voedselketen geïdentificeerd worden om daarna, indien nodig, gerichte acties te kunnen nemen om de blootstelling te beperken. Daarnaast zal dit project de bijdrage van voedselcontactmaterialen (FCM) aan de blootstellingsberekening beoordelen.
Sinds de start van het project zijn er verschillende methoden ontwikkeld voor de analyse van PFAS in vis, vlees, eieren, melk, groenten en fruit.
ANTIBIOTICAGEBRUIK EN RESISTENTE KIEMEN, OOK BIJ HONDEN EN KATTEN EEN AANDACHTSPUNT!
Het Belgische nationaal actieplan “One Health” in de strijd tegen antimicrobiële resistentie 2020-2024 (“NAP AMR”) heeft als belangrijkste strategische doelstellingen enerzijds het verantwoord gebruik van antibiotica en anderzijds infectiepreventie en -controle. Naast de landbouwhuisdieren ontspringen nu ook de honden en katten niet langer de dans. Het project PET-AMR zal het gebruik van antibiotica (welke en hoeveel antibiotica, voor welke indicaties) bij gezelschapsdieren in kaart brengen. Er zal ook onderzoek verricht worden naar de mate waarin ze resistente bacteriën dragen en welke factoren bijdragen tot het risico hiervoor. Op basis van de resultaten zou het risico voor de algemene bevolking bij aanwezigheid van resistente bacteriën bepaald kunnen worden. Hieruit kunnen beleidsmatige acties geformuleerd worden in het kader van het NAP AMR.
ALS DE KIP AAN DE ANTIBIOTICA MOET
In de intensieve pluimveehouderij wordt groepsbehandeling via het drinkwater gebruikt voor het toedienen van antibiotica. In het kader van resistentieontwikkeling zijn de ontmenging in de waterleiding en versleping door het achterblijven van resten na het beëindigen van de behandeling risicofactoren. Het onderzoeksproject GROUPMEDIPOUL zal de homogeniteit, stabiliteit, interacties en versleping van antibacteriële diergeneesmiddelen bestuderen op braadkippenbedrijven. De resultaten zullen in verband gebracht worden met het succes van de ingestelde therapie. Aan de hand van modellen zullen de kritische punten die bijdragen tot een verminderde homogeniteit en stabiliteit en tot een verhoogde versleping in kaart gebracht worden. De opgebouwde kennis zal onder de vorm van een handleiding voor “goede praktijken voor het inmengen van antibiotica in het drinkwater voor groepsbehandeling bij pluimvee” verspreid worden.
SNEL EN DAADKRACHTIG INZETTEN VAN KRITISCHE ANTIBIOTICA BIJ BLOEDVERGIFTIGING
Om resistentieselectie bij mens en dier te voorkomen, moet het gebruik van kritisch belangrijke antibiotica in de diergeneeskunde tot het absoluut noodzakelijke beperkt worden. Bloedvergiftiging als gevolg van een ernstige infectie (sepsis) is de belangrijkste reden voor het toedienen van deze medicatie. Het gebruik van kritische antibiotica bij voedselproducerende dieren is wettelijk vastgelegd en vereist staalname om de ziektekiem te bepalen en de gevoeligheid ervan voor antibiotica te testen. Dit is evenwel een tijdrovend proces! Het onderzoeksproject RATIOSEP beoogt de ontwikkeling van praktisch haalbare stappenplannen en beslissingsbomen voor het – al dan niet – inzetten van kritisch belangrijke antimicrobiële middelen bij kalveren, veulens en honden. Een belangrijk hulpmiddel hierin is de zoektocht naar nieuwe toepassingen voor een betere en versnelde diagnostiek. Dergelijke versnelling kan een beslissende stap zijn in de keuze van de in te zetten therapie. Zowel door betere criteria voor risicodieren als door een betere diagnostiek kan het gebruik van breedspectrumantibiotica vermeden worden, wat een goede zaak is in de strijd tegen antibioticaresistentie bij mens en dier.
GEWASBESCHERMINGSMIDDELEN: STEEDS WEER INFORMEREN EN SENSIBILISEREN
Gewasbeschermingsmiddelen (algemeen bekend als pesticiden) hebben een slechte reputatie. Het is voor de burger niet gemakkelijk om in de vaak opvallende publicaties waar of onwaar van elkaar te onderscheiden.
Pesticiden kunnen schadelijk zijn en ons organisme en ons milieu verstoren, maar zij zijn noodzakelijk voor onze landbouw. Het is de taak van de autoriteiten om het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen zodanig te reguleren dat een aanvaardbaar risiconiveau wordt bereikt.
Hoe kunnen we het debat over pesticiden verrijken? Binnen Dier, Plant en Voeding zijn wetenschappelijke experten voortdurend bezig met bewustmaking en informatieverstrekking. De bedoeling is licht te werpen op de vragen die besproken worden, en dit door wetenschappelijke studies en adviezen op een toegankelijke manier te presenteren.
Dit voorlichtings- en bewustmakingswerk gebeurt via actieplannen, nieuwsberichten op de website fytoweb of specifieke communicatieacties zoals de creatie van posters met algemene informatie over de risico’s van het gebruik van pesticiden voor de menselijke gezondheid en het milieu voor particulieren of de ontwikkeling van animatiefilmpjes om dit ingewikkelde en technische onderwerp aan te kaarten.
NEONICOTIOÏDEN: EEN VOORTDURENDE EVALUATIE
De neonicotinoïden hebben de afgelopen jaren voor heel wat beroering gezorgd. Het zijn insecticiden die zeer giftig zijn voor vogels, insecten en andere organismen, en ook zeer lang aanwezig blijven in het leefmilieu.
Zo werden reeds in 2013 beperkingen opgelegd aan de drie meest giftige stoffen clothianidin, thiamethoxam en imidacloprid. Het gebruik door particulieren werd verboden, de zaaizaadbehandeling werd beperkt, de bladbehandeling van de meeste graangewassen werd verboden, en voor een reeks opgesomde gewassen werd de toepassing beperkt (enkel in serres of na de bloei). Deze beperkingen werden opgelegd naar aanleiding van een evaluatie van de EFSA die aantoonde dat risico’s voor de bijen niet uitgesloten kunnen worden.
In 2018 werden deze maatregelen, na een nieuwe evaluatie van de EFSA, verder aangescherpt: gewasbeschermingsmiddelen op basis van deze drie stoffen mochten enkel nog toegepast worden op gewassen die gedurende de volledige levenscyclus in een permanente serre bleven, of op zaaizaden die alleen bedoeld waren voor gebruik in permanente serres (waarbij het verkregen gewas de hele levenscyclus in deze serre blijft).
In 2020 zijn er voor deze stoffen belangrijke ontwikkelingen geweest: de goedkeuring van de werkzame stoffen clothianidin en thiamethoxam was reeds in 2019 verlopen op Europees niveau. De toen toegekende uitloopperiode voor het verkopen en opgebruiken van resterende stocks liep in 2020 af. Alle resterende toelatingen voor producten op basis van deze werkzame stoffen werden door de Dienst Gewasbeschermingsmiddelen en Bemestingsproducten in 2020 ingetrokken.
Ook de Europese toelating voor de werkzame stof imidacloprid liep op 1 december 2020 af. De dienst Gewasbeschermingsmiddelen en Bemestingsproducten kende voor het enige overblijvende product op basis van deze werkzame stof een uitloopperiode van 18 maanden toe, in overeenstemming met de Europese regelgeving.
Het aflopen van de goedkeuring van deze 3 werkzame stoffen is het gevolg van een beslissing van de fabrikanten van deze stoffen om ze niet langer te ondersteunen tijdens de procedure voor de vernieuwing van de toelating op Europees niveau. Van de neonicotinoiden blijft nu enkel acetamiprid over als toegelaten stof. Deze toelating werd reeds in 2018 op Europees niveau verlengd. De toxiciteit van deze stof voor bijen is echter veel lager dan de toxiciteit van de andere neonicotinoïden, terwijl de toepassingsdosis als gewasbeschermingsmiddel wel gelijkaardig is. De vernieuwing van de nationale toelatingen is momenteel lopende.
Het in snel tempo wegvallen van clothianidin, thiamethoxam en imidacloprid stelt onze landbouw, en dan vooral onze bietenteelt, voor een probleem. Lidstaten van de Europese Unie hebben de mogelijkheid om noodtoelatingen te geven voor gewasbeschermingsnoden waar geen adequate andere oplossing voor bestaat.
In 2019 en 2020 werden er noodtoelatingen gegeven voor het uitzaaien van met thiametoxam en clothianidin behandelde zaaizaden van suikerbieten, sla en wortel (enkel 2019). Er wordt niet verwacht dat noodtoelatingen voor deze werkzame stoffen in de toekomst nog zullen worden herhaald. Gelet op het feit dat de goedkeuringen van clothianidin en thiamethoxam niet vernieuwd werden op Europees vlak, valt immers te verwachten dat er in de toekomst onvoldoende gegevens beschikbaar zullen zijn om na te gaan of de betrokken gewasbeschermingsmiddelen nog voldoen aan de steeds strikter wordende toelatingsvereisten.
Bij een evaluatie voor een noodtoelating vindt immers een volledige evaluatie plaats, net zoals voor een evaluatie voor een reguliere toelating. Het is immers niet de bedoeling dat het hoge niveau van bescherming van het milieu en de gezondheid, dat door de Europese regelgeving gegarandeerd wordt, via noodtoelatingen zou kunnen afgezwakt worden. Een nieuwe aanvraag voor deze noodtoelatingen in 2021 werd dan ook negatief geëvalueerd. Daarentegen werd voor imidacloprid een noodtoelating afgeleverd in 2021 voor suikerbieten en sla en in 2022 nogmaals voor suikerbieten. Voor deze stof waren recentere studies beschikbaar, maar ook deze zullen niet meer volstaan om de noodtoelatingen nogmaals te herhalen.
Ondertussen wordt op Europees vlak ook werk gemaakt van een beperking op de toelating van sulfoxaflor. Dat is een alternatief voor de neonicotinoïden, dat na aanleveren van aanvullende informatie ook giftiger bleek voor bijen dan oorspronkelijk ingeschat, waardoor toepassing in open lucht binnenkort verboden zal worden. De evaluatie op Belgisch vlak toonde evenwel aan dat deze stof met dezelfde mate van bescherming van bijen kan worden gebruikt als andere gewasbeschermingsmiddelen, wat verklaart waarom het middel voorlopig nog toegelaten blijft.
ACTUALISERING VAN HET SOLIDARITEITSFONDS VOOR DE AARDAPPELPRODUCENTEN
Uit een enquête georganiseerd door de Cel Plantengezondheid is gebleken dat de aardappelproducenten tevreden zijn met de werking van het solidariteitsfonds voor de aardappelproducenten, doch in overleg met de vertegenwoordigers van de beroepssector werd een actualisering van het bestaande systeem voorgesteld.
Het koninklijk besluit van 6 augustus 2021 wijzigt de lijst van quarantaineorganismen waarvoor een vergoeding voor besmette aardappelen kan toegekend worden, past de forfaitaire bedragen van de productiekosten voor aardappelen aan (die als basis dienen voor de berekening van de vergoedingen) en voorziet een automatische tweejaarlijkse indexering ervan.
Het solidariteitsfonds voor de aardappelproducenten is hiermee als beleidsinstrument afgestemd op de huidige uitdagingen en goedgekeurd door de Europese Commissie in het kader van de regels inzake staatssteun.
NIEUW IN EUROPA TER BESCHERMING VAN DE GEZONDHEID MET BETREKKING TOT KRUIDENEXTRACTEN MET LAXERENDE WERKING
De hydroxyanthraceenderivaten of HAD’s behoren tot een groep van chemische stoffen die van nature aanwezig zijn in verschillende planten.
De hydroxyanthraceenderivaten en bepaalde plantenextracten die deze derivaten bevatten, worden vaak gebruikt in voedingssupplementen om de darmwerking te verbeteren.
Welke risico's zijn er aan die stoffen verbonden?
In 2017 heeft de EFSA (de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid) de risico’s in verband met de inname van die stoffen beoordeeld. Ze heeft op basis van de beschikbare gegevens besloten dat bepaalde hydroxyanthraceenderivaten moesten worden beschouwd als genotoxisch en/of kankerverwekkend (verhoogd risico op colorecale kanker). De EFSA heeft er in haar advies ook op gewezen dat bereidingen op basis van bepaalde planten die hydroxyanthraceenderivaten bevatten, schadelijke effecten kunnen hebben op de gezondheid, hoewel hierover nog onzekerheid blijft bestaan. De EFSA kon geen dagelijkse dosis aanbevelen die geen gevaar voor de gezondheid oplevert.
Welke maatregelen zijn er genomen om de volksgezondheid te beschermen?
In 2021 werd op basis van de Verordening (EU) nr. 2021/468 van de Europese Commissie, het gebruik van de volgende hydroxyanthraceenderivaten in voedingsmiddelen verboden:
- ‘Aloë-emodine en alle bereidingen waarin de stof aanwezig is’;
- ‘Emodine en alle bereidingen waarin de stof aanwezig is’;
- ‘Bereidingen van de bladeren van aloë-soorten die hydroxyanthraceenderivaten bevatten’;
- ‘Dantron en alle bereidingen waarin de stof aanwezig is’.
Op basis van dezelfde verordening werden de volgende bereidingen onder toezicht geplaatst:
- de ‘Bereidingen op basis van wortels of wortelstokken van Rheum palmatum, van Rheum officinale Baillon en van hun hybriden die hydroxyantraceenderivaten bevatten’;
- de ‘Bereidingen op basis van bladeren of vruchten van Cassia senna die hydroxyantraceenderivaten bevatten’; –
- de ‘Bereidingen op basis van de schors van Rhamnus frangula of van Rhamnus purshiana DC. die hydroxyanthraceenderivaten bevatten’.
Dit onder toezicht plaatsen houdt in dat de belanghebbenden over een termijn van 18 maanden beschikken om aanvullende gegevens te bezorgen die de onschadelijkheid kunnen aantonen en dat de Commissie na een termijn van 4 jaar en op basis van een advies van de EFSA, een beslissing moet nemen over die stoffen.
De Verordening (EU) nr. 2021/468 is op 8 april 2021 zonder overgangsperiode in werking getreden, wegens het aangetoonde gevaar.
Wat heeft het DG Dier, Plant en Voeding daartoe bijgedragen?
- Tijdens het volledige wetgevingsproces heeft het DG Dier, Plant en Voeding talloze contacten gehad met de Belgische industrie (Be-sup, BACHI, maar ook enkele privé-ondernemingen) om informatie te verzamelen over de HAD-gehalten en de analysemethoden;
- In de onderhandelingen met de Commissie en de andere lidstaten heeft het DG Dier, Plant en Voeding het volgende verdedigd en verkregen:
- Dat de EFSA een onderzoek uitvoert om na te gaan of de HAD-gehalten in groenten die veel worden gegeten, zoals het vruchtvlees van aloë vera, de seneplant, zuring … laag genoeg zijn opdat die producten verder in alle veiligheid kunnen worden geconsumeerd.
- Dat er in de verordening duidelijke technische grenswaarden waarboven de aanwezigheid van de verschillende HAD-stoffen verboden is, worden opgenomen zodat deze verordening door de marktdeelnemers en de controlerende instanties kan worden toegepast;
- Dat de grenswaarden analytisch meetbaar zijn door performante bestaande methoden.
INSECTEN: EEN NIEUWE BRON VAN EIWITTEN TOEGELATEN IN DE EUROPESE UNIE
Insecten staan steeds meer in de belangstelling als alternatief voor andere eiwitbronnen. Zij kunnen een rol spelen in de overgang naar een duurzamer voedselproductiesysteem dat zich momenteel voltrekt (onder impuls van de Europese Farm-to-Fork-strategie).
In het verleden bestond er op Europees niveau enige rechtsonzekerheid over de toepassing van de vroegere Verordening 258/97 betreffende nieuwe voedingsmiddelen op hele insecten, en elke lidstaat had zijn eigen regels. In België werd het in de handel brengen van 10 soorten insecten voor menselijke consumptie op ons grondgebied gedoogd. België was in dit opzicht een pionier en was de eerste lidstaat die voor een volledig transparante aanpak koos.
De op 25 november 2015 aangenomen verordening is hierover duidelijk: alle producten op basis van insecten (hele insecten, delen of extracten, alleen of in bereidingen gebruikt) worden beschouwd als ‘nieuwe voedingsmiddelen’ (ook wel in het Engels ‘novel foods genoemd). Ze moeten dus een Europese toelating krijgen voordat zij in de handel mogen worden gebracht. Deze toelating wordt overigens voorafgegaan door een beoordeling door de EFSA om de voedselveiligheid te waarborgen.
Voor de 10 eerder toegelaten insectensoorten moest uiterlijk op 1 januari 2018 een toelatingsaanvraag worden ingediend. Dit was het geval voor 5 soorten. In afwachting van een antwoord op hun dossier (aanvaarding of afwijzing van de ad hoc-vergunning) bevinden de levensmiddelen die deze soorten bevatten zich in een overgangsfase en kunnen zij dus op de Belgische markt blijven.
In 2021 werden de eerste toelatingen op Europees niveau afgeleverd (voor de Tenebrio Molitor, beter bekend als meelworm, en voor de Locusta migratoria – treksprinkhaan). België werkt de lijst van insecten die voor menselijke consumptie op de markt mogen worden gebracht, voortdurend bij (afhankelijk van de toelatingen en de dossiers die nog in behandeling zijn).
De duidelijke en transparante communicatie van ons land over zowel het gedoogbeleid als de voorwaarden van de overgangsbepalingen werd positief onthaald door de internationale federatie en wordt door de nationale sector erg op prijs gesteld.
Beschermende maatregelen tegen quarantaineorganismen bij planten en plantaardige producten: nieuw koninklijk besluit
Het koninklijk besluit van 22 februari 2021 betreffende beschermende maatregelen tegen quarantaineorganismen bij planten en plantaardige producten vervangt het koninklijk besluit van 10 augustus 2005 en voorziet, voor de federale bevoegdheden van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu en van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, in aanvullende bepalingen voor de toepassing van Verordening (EU) 2016/2031 (plantengezondheid) en Verordening (EU) 2017/625 (officiële controles).
Dit nieuwe besluit bevat onder meer voorschriften over het gebruik van plantenpaspoorten en fytosanitaire certificaten en ook wijzigingen van bestaande besluiten om de federale regelgeving in overeenstemming te brengen met de nieuwe Europese plantengezondheidswetgeving en de daaraan verbonden uitvoeringshandelingen (zoals Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072 waarin onder meer de lijst met quarantaine organismen en de bijhorende fytosanitaire eisen staan).