Terugblik op 2021

EVOLUTIE BINNEN HET FEDERAAL VOEDINGS-EN GEZONDHEIDSPLAN

Het Federaal Voedings-en Gezondheidsplan (FVGP) ontwikkelt een federaal beleid om gezonde eetgewoonten en levensstijlen te bevorderen, met het oog op een aanzienlijke vermindering van het voorkomen van ziekten die verband houden met slechte voeding en een sedentaire levensstijl en die een zware impact hebben op de kwaliteit van leven en gezondheidsbudgetten.

Verlaging van het suiker- en vetgehalte in het kader van het Convenant Evenwichtige Voeding

De werkzaamheden met betrekking tot het verminderen van energie door de vermindering van suikers, vetten en portiegroottes zijn sinds 2018 lopende en verschillende sectoren zijn, ondanks de pandemie, de voedselvoorziening op de Belgische markt blijven verbeteren.

Eind 2021 presenteerden Fevia, zijn subsectoren en Comeos de meest recente resultaten voor de periode 2017-2020. Het lijkt erop dat de zuivelsector de toegevoegde suikers in hun producten met 9% heeft verminderd zonder ze te vervangen door zoetstoffen. Wat de sector verfrissende dranken betreft, daalde het gehalte aan toegevoegde suikers met 13% (de sector wijst erop dat er tussen 2000 en 2025 een daling van 42% in toegevoegde suikers zal zijn). Voor spreadpreparaten wordt een vermindering van 11,4% van het totale vet en 7,4% van het toegevoegde zout gemeld. Voor kant-en-klaarmaaltijden is er een toename van 14,6% in plantaardig gehalte, een toename van 10,6% in vezelgehalte en een afname van 6,9% in toegevoegd zoutgehalte. En tot slot is er voor koude sauzen die onder eigen merken worden verkocht een vermindering van 3% in kcal wat overeenkomt met een afname van vetten en / of suikers.

We kunnen dus een positieve evolutie van de verbintenissen inzake energiereductie zien, zelfs als de geleverde inspanningen moeten worden voortgezet, met name door de andere sectoren die in de eerste periode (tussen 2012 en 2017) van het Convenant hebben geïnvesteerd.

Om een onafhankelijke monitoring van voedingsproducten te garanderen, monitort Sciensano in samenwerking met het DG Dier, Plant en Voeding sinds 2018 jaarlijks de samenstelling van voedingsproducten die op de Belgische markt worden verkocht in het kader van het Nutritrack-project. Deze monitoring zal het mogelijk maken om de evolutie van de herformulering van voedingsproducten te volgen. Als onderdeel van de voortzetting van het werk van het FVGP, zal het verminderen van het energie- en zoutgehalte van producten en het verbeteren van de voedingskwaliteit (vezels, volle granen, vetzuren, enz.) een prioriteit blijven.

De voedingsenquête 2021-2025 onder leiding van Sciensano zal het ook mogelijk maken om te analyseren of de Belgische bevolking minder calorieën verbruikt dan tijdens de voedingsenquête van 2014.

Borstvoeding

Een van de opdrachten van het Federaal Voedings- en Gezondheidsplan is ook het bevorderen, beschermen en ondersteunen van borstvoeding in België. Zo lanceerde het DG Dier, Plant en Voeding, ter gelegenheid van de Wereld borstvoedingsweek van 1 tot 7 oktober 2021, een nieuwe postercampagne op materniteiten en het ONE- en Kind & Gezin-overleg, in samenwerking met het Federaal Borstvoedingscomité. De keuze is gemaakt om het idee te benadrukken dat borstvoeding diep duurzaam is en bijgevolg het motto “Eet lokaal !” aan te moedigen.

VRIJSTELLING VAN DE VERPLICHTE BIJDRAGEN AAN HET SANITAIR FONDS VOOR DE SECTOR VARKENS

Het Begrotingsfonds voor de gezondheid en kwaliteit van de dieren en de dierlijke producten, kortweg ‘het Sanitair Fonds’ genoemd, is een solidariteitsfonds dat steunt op de principes van medefinanciering, medeverantwoordelijkheid en medebeheer door de producenten en financiert met name de tussenkomsten in het kader van de officiële dierenziektebestrijding, zoals daar zijn tussenkomsten in analyses en erelonen van de dierenartsen, omkadering van dierziektebestrijdingsprogramma’s en vergoedingen in geval van verplichte ruimingen.

Om deze solidariteit te garanderen worden er jaarlijkse verplichte bijdragen geïnd bij de operatoren actief binnen de verschillende deelsectoren.

2021 was echter vanuit economisch oogpunt een zeer moeilijk jaar voor de varkenssector. Enerzijds waren er de exportproblemen die de sector ondervond door de uitbraak van Afrikaanse varkenspest in Duitsland (een groot deel van de Belgische export verloopt via Duitsland), een onvoldoende heropbouw van de reserves binnen de sector na de uitbraak van Afrikaanse varkenspest in België in 2018-2019 en de hoge energie- en veevoederprijzen. Anderzijds daalde de prijs voor de varkens.

Om die reden heeft Minister Clarinval deze sector uitgeroepen tot een sector in nood, in eerste instantie tot eind maart 2022. Intussen werd deze erkenning verlengd tot eind 2022.

Om de varkensboeren financieel te ondersteunen werden deze vrijgesteld van hun verplichting tot het betalen van de jaarlijkse bijdrage aan het Sanitair Fonds voor het jaar 2021. Deze maatregel betekent een globale besparing voor de sector van om en bij de 3 miljoen euro.

De voorbereiding en opvolging van het wetgevend kader voor deze vrijstelling werd behartigd door het DG Dier, Plant en Voeding van de FOD.

FYTOSANITAIRE WETGEVING: VERDERE STAPPEN OP NIVEAU VAN DE EUROPESE UNIE VOOR DE PLANT HEALTH LAW

Verordening (EU) 2016/2031 is van toepassing sinds 14 december 2019. Volgens de bepalingen van artikel 50 en 79 van deze verordening werkte de Europese Commissie in 2021 samen met de lidstaten aan een rapportering aan het Europees parlement en de Raad over de intussen opgedane ervaringen met de  verstrengingen van het invoersysteem, evenals met de uitbreiding van het plantenpaspoortsysteem. Het resultaat van deze evaluaties is de basis voor verdere discussie in 2022 over aanpassingen aan de Europese basiswetgeving inzake plantengezondheid.

Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072 geeft de voornaamste invulling aan de basiswetgeving plantengezondheid door het vastleggen van de lijsten met gereguleerde organismen en hun bijhorende eisen. Om de bescherming van de plantengezondheid op peil te houden, moeten ook deze lijsten verder aangevuld of herzien worden op basis van wetenschappelijk onderzoek en risicobeoordeling. Een eerste grote herziening van deze verordening is afgerond en gepubliceerd op EU-niveau eind 2021, waarbij de Belgische positie werd gecoördineerd in samenwerking met het FAVV en de gewesten. De herziene lijsten met quarantaine organismen en bijhorende eisen zijn op 11 april 2022 in werking getreden.

Contractonderzoek: een echte garantie voor het motto 1 wereld, 1 gezondheid

Het ondersteunen van wetenschappelijk onderzoek is een van de missies van onze FOD. Binnen het DG Dier, Plant en Voeding heeft de Cel Contractueel Onderzoek de selectieprocedure in 2021 voor een aantal projecten op het gebied van voedselveiligheid, diergezondheid en plantengezondheid georganiseerd en beheerd.

WELKE DIERZIEKTEN LOEREN ER OM DE HOEK?

Opkomende dierziekten bedreigen de gezondheid van de dieren en bij grotere uitbraken ook de economie. Een nauwkeurige voorspelling van het risico op insleep van opkomende dierziekten is noodzakelijk om een efficiënt preventief beleid te ontwikkelen. Veel bruikbare informatie is gestructureerd maar verspreid beschikbaar in diverse (inter)nationale databanken. De risicovoorspelling kan worden verbeterd wanneer verschillende informatiebronnen worden gecombineerd. In het kader van het MORISKIN-project werd een webapplicatie ontwikkeld die het mogelijk maakt om verschillende indicatoren simultaan te monitoren en aldus het risico van insleep van dierziekten in België nauwkeuriger in te schatten. Tijdens het project werd de risicobeoordeling van één ziekteverwekker namelijk Afrikaanse Varkenspest uitgewerkt. Hiertoe werden gegevens gebruikt over de verspreiding van virus in tijd en ruimte enerzijds en over de mogelijke introductieroutes in België anderzijds. Met deze casestudie toonden de onderzoekers aan dat de webapplicatie “MORISKIN” in de praktijk werkt.

ANTIBIOTICA EN ANTIBIOTICARESISTENTIE OP HET VELD EN IN DE SOEP?

Eén manier waarop antibioticaresiduen, resistente bacteriën en antibioticaresistentiegenen terecht kunnen komen bij dieren en mensen is via dierlijk mest dat wordt uitgereden op landbouwakkers. In het AMRESMAN-project werd onderzocht wat de invloed is van mest die antibioticaresiduen en -resistentiegenen bevat op bodem en plant.

De onderzoekers konden aantonen dat mest van varkens en kalveren vaak antibioticaresiduen en multiresistente (mogelijk pathogene) bacteriën bevat. Landbouwgronden zijn vaak gecontamineerd met antibioticaresiduen, mogelijks door herhaaldelijke bemestingen. Prei die bij wijze van experiment werd opgekweekt in een bodem gefertiliseerd met mest waaraan antibiotica werden toegevoegd, bleek bij oogst vrij te zijn van antibioticaresiduen of -resistentiegenen. Prei uit de supermarkt bevatte ook weinig tot geen antibioticaresiduen. Verder onderzoek moet uitwijzen of deze conclusies kunnen bevestigd worden voor andere groenten groenten en wat de impact is op langere termijn na herhaaldelijke bemestingen.

AARDAPPELEN, TOMATEN EN AUBERGINES ONDER VUUR VAN VIRUSSEN

De technologie voor de opsporing van micro-organismen staat niet stil. Nieuwe genomische technieken vertellen meer dan de traditionele microscoop. Het project SEVIPLANT beoogde alle virussen aanwezig in een bepaald plantenstaal te kunnen opsporen. De volledige nachtschadefamilie werd onderzocht. Hiertoe behoren gewassen als de aardappel, tomaat, paprika en aubergine maar ook bepaalde sierplanten en onkruiden als de zwarte nachtschade. In dit project werden meer dan 17.600 monsters verzameld van verschillende planten en gewassen op verschillende locaties in België. Uit de analyse van het erfelijk materiaal werden ongeveer 40 plantenvirussen gedetecteerd, waaronder 23 die nog nooit eerder in België werden opgetekend. Anderen waren wel al gekend maar nog niet voor de onderzochte gastheer. Er werden zelfs enkele volledig nieuwe virussoorten geïdentificeerd. De resultaten voor de aardappelen waren bemoedigend: er werden weinig virussen gevonden, waardoor men verondersteltdat het huidige sterk gecontroleerde vermeerderingsschema om te komen tot gezonde pootaardappelen succesvol is. Daarentegen werden talrijke virussen gedetecteerd in de sierplanten. We moeten dus waakzaam zijn omdat deze sierplanten als toegangspoort kunnen dienen voor nieuwe virussen die onze gewassen kunnen aantasten. De uitgeteste methoden kunnen verder gebruikt worden om virussen te inventariseren op andere gewassen en plantenfamilies.

PFAS OP IEDERS BORD?

Per- en polyfluoralkylverbindingen (PFAS) worden in een groot aantal toepassingen gebruikt (textiel, huishoudelijke producten, blusschuim, automobielsector, voedselcontactmaterialen, …). Aangezien deze stoffen moeilijk afbreekbaar zijn, stapelen ze zich op in het milieu. Bovendien zijn ze ook toxisch. Daarom kan blootstelling aan deze chemicaliën schadelijke gevolgen hebben voor de gezondheid. Het FLUOREX-project startte in juni 2021, en loopt nog tot mei 2023. Het doel is om gegevens te verzamelen over de aanwezigheid van PFAS in voeding (voornamelijk uit de supermarkt), en hieruit de blootstelling van de Belgische bevolking aan PFAS via voeding te kunnen berekenen. In het project zullen ook de bronnen van PFAS-contaminatie in de voedselketen geïdentificeerd worden om daarna, indien nodig, gerichte acties te kunnen nemen om de blootstelling te beperken. Daarnaast zal dit project de bijdrage van voedselcontactmaterialen (FCM) aan de blootstellingsberekening beoordelen.

Sinds de start van het project zijn er verschillende methoden ontwikkeld voor de analyse van PFAS in vis, vlees, eieren, melk, groenten en fruit.

ANTIBIOTICAGEBRUIK EN RESISTENTE KIEMEN, OOK BIJ HONDEN EN KATTEN EEN AANDACHTSPUNT!

Het Belgische nationaal actieplan “One Health” in de strijd tegen antimicrobiële resistentie 2020-2024 (“NAP AMR”) heeft als belangrijkste strategische doelstellingen enerzijds het verantwoord gebruik van antibiotica en anderzijds infectiepreventie en -controle. Naast de landbouwhuisdieren ontspringen nu ook de honden en katten niet langer de dans. Het project PET-AMR zal het gebruik van antibiotica (welke en hoeveel antibiotica, voor welke indicaties) bij  gezelschapsdieren in kaart brengen. Er zal ook onderzoek verricht worden naar de mate waarin ze resistente bacteriën dragen en welke factoren bijdragen tot het risico hiervoor. Op basis van de resultaten zou het risico voor de algemene bevolking bij aanwezigheid van resistente bacteriën bepaald kunnen worden. Hieruit kunnen beleidsmatige acties geformuleerd worden in het kader van het NAP AMR.

ALS DE KIP AAN DE ANTIBIOTICA MOET

In de intensieve pluimveehouderij wordt groepsbehandeling via het drinkwater gebruikt voor het toedienen van antibiotica. In het kader van resistentieontwikkeling zijn de ontmenging in de waterleiding en versleping door het achterblijven van resten na het beëindigen van de behandeling risicofactoren. Het onderzoeksproject GROUPMEDIPOUL zal de homogeniteit, stabiliteit, interacties en versleping van antibacteriële diergeneesmiddelen bestuderen op braadkippenbedrijven. De resultaten zullen in verband gebracht worden met het succes van de ingestelde therapie.  Aan de hand van modellen zullen de kritische punten die bijdragen tot een verminderde homogeniteit en stabiliteit en tot een verhoogde versleping in kaart gebracht worden. De opgebouwde kennis zal onder de vorm van een handleiding voor “goede praktijken voor het inmengen van antibiotica in het drinkwater voor groepsbehandeling bij pluimvee” verspreid worden.

SNEL EN DAADKRACHTIG INZETTEN VAN KRITISCHE ANTIBIOTICA BIJ BLOEDVERGIFTIGING

Om resistentieselectie bij mens en dier te voorkomen, moet het gebruik van kritisch belangrijke antibiotica in de diergeneeskunde tot het absoluut noodzakelijke beperkt worden. Bloedvergiftiging als gevolg van een ernstige infectie (sepsis) is de belangrijkste reden voor het toedienen van deze medicatie. Het gebruik van kritische antibiotica bij voedselproducerende dieren is wettelijk vastgelegd en vereist staalname om de ziektekiem te bepalen en de gevoeligheid ervan voor antibiotica te testen. Dit is evenwel een tijdrovend proces! Het onderzoeksproject RATIOSEP beoogt de ontwikkeling van praktisch haalbare stappenplannen en beslissingsbomen voor het – al dan niet – inzetten van kritisch belangrijke antimicrobiële middelen bij kalveren, veulens en honden. Een belangrijk hulpmiddel hierin is de zoektocht naar nieuwe toepassingen voor een betere en versnelde diagnostiek. Dergelijke versnelling kan een beslissende stap zijn in de keuze van de in te zetten therapie. Zowel door betere criteria voor risicodieren als door een betere diagnostiek kan het gebruik van breedspectrumantibiotica vermeden worden, wat een goede zaak is in de strijd tegen antibioticaresistentie bij mens en dier.

GEWASBESCHERMINGSMIDDELEN: STEEDS WEER INFORMEREN EN SENSIBILISEREN

Gewasbeschermingsmiddelen (algemeen bekend als pesticiden) hebben een slechte reputatie. Het is voor de burger niet gemakkelijk om in de vaak opvallende publicaties waar of onwaar van elkaar te onderscheiden.

Pesticiden kunnen schadelijk zijn en ons organisme en ons milieu verstoren, maar zij zijn noodzakelijk voor onze landbouw. Het is de taak van de autoriteiten om het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen zodanig te reguleren dat een aanvaardbaar risiconiveau wordt bereikt.

Hoe kunnen we het debat over pesticiden verrijken? Binnen Dier, Plant en Voeding zijn wetenschappelijke experten voortdurend bezig met bewustmaking en informatieverstrekking. De bedoeling is licht te werpen op de vragen die besproken worden, en dit door wetenschappelijke studies en adviezen op een toegankelijke manier te presenteren.

Dit voorlichtings- en bewustmakingswerk gebeurt via actieplannen, nieuwsberichten op de website  fytoweb of specifieke communicatieacties zoals de creatie van posters met algemene informatie over de risico’s van het gebruik van pesticiden voor de menselijke gezondheid en het milieu voor particulieren of de ontwikkeling van animatiefilmpjes om dit ingewikkelde en technische onderwerp aan te kaarten.

NEONICOTIOÏDEN: EEN VOORTDURENDE EVALUATIE

De neonicotinoïden hebben de afgelopen jaren voor heel wat beroering gezorgd. Het zijn insecticiden die zeer giftig zijn voor vogels, insecten en andere organismen, en ook zeer lang aanwezig blijven in het leefmilieu.

Zo werden reeds in 2013 beperkingen opgelegd aan de drie meest giftige stoffen clothianidin, thiamethoxam en imidacloprid. Het gebruik door particulieren werd verboden, de zaaizaadbehandeling werd beperkt, de bladbehandeling van de meeste graangewassen werd verboden, en voor een reeks opgesomde gewassen werd de toepassing beperkt (enkel in serres of na de bloei). Deze beperkingen werden opgelegd naar aanleiding van een evaluatie van de EFSA die aantoonde dat risico’s voor de bijen niet uitgesloten kunnen worden.

In 2018 werden deze maatregelen, na een nieuwe evaluatie van de EFSA, verder aangescherpt: gewasbeschermingsmiddelen op basis van deze drie stoffen mochten enkel nog toegepast worden op gewassen die gedurende de volledige levenscyclus in een permanente serre bleven, of op zaaizaden die alleen bedoeld waren voor gebruik in permanente serres (waarbij het verkregen gewas de hele levenscyclus in deze serre blijft).
In 2020 zijn er voor deze stoffen belangrijke ontwikkelingen geweest: de goedkeuring van de werkzame stoffen clothianidin en thiamethoxam was reeds in 2019 verlopen op Europees niveau. De toen toegekende uitloopperiode voor het verkopen en opgebruiken van resterende stocks liep in 2020 af. Alle resterende toelatingen voor producten op basis van deze werkzame stoffen werden door de Dienst Gewasbeschermingsmiddelen en Bemestingsproducten in 2020 ingetrokken.

Ook de Europese toelating voor de werkzame stof imidacloprid liep op 1 december 2020 af. De dienst Gewasbeschermingsmiddelen en Bemestingsproducten kende voor het enige overblijvende product op basis van deze werkzame stof een uitloopperiode van 18 maanden toe, in overeenstemming met de Europese regelgeving.

Het aflopen van de goedkeuring van deze 3 werkzame stoffen is het gevolg van een beslissing van de fabrikanten van deze stoffen om ze niet langer te ondersteunen tijdens de procedure voor de vernieuwing van de toelating op Europees niveau. Van de neonicotinoiden blijft nu enkel acetamiprid over als toegelaten stof. Deze toelating werd reeds in 2018 op Europees niveau verlengd. De toxiciteit van deze stof voor bijen is echter veel lager dan de toxiciteit van de andere neonicotinoïden, terwijl de toepassingsdosis als gewasbeschermingsmiddel wel gelijkaardig is. De vernieuwing van de nationale toelatingen is momenteel lopende.

Het in snel tempo wegvallen van clothianidin, thiamethoxam en imidacloprid stelt onze landbouw, en dan vooral onze bietenteelt, voor een probleem. Lidstaten van de Europese Unie hebben de mogelijkheid om noodtoelatingen te geven voor gewasbeschermingsnoden waar geen adequate andere oplossing voor bestaat.

In 2019 en 2020 werden er noodtoelatingen gegeven voor het uitzaaien van met thiametoxam en clothianidin behandelde zaaizaden van suikerbieten, sla en wortel (enkel 2019). Er wordt niet verwacht dat noodtoelatingen voor deze werkzame stoffen in de toekomst nog zullen worden herhaald. Gelet op het feit dat de goedkeuringen van clothianidin en thiamethoxam niet vernieuwd werden op Europees vlak, valt immers te verwachten dat er in de toekomst onvoldoende gegevens beschikbaar zullen zijn om na te gaan of de betrokken gewasbeschermingsmiddelen nog voldoen aan de steeds strikter wordende toelatingsvereisten.

Bij een evaluatie voor een noodtoelating vindt immers een volledige evaluatie plaats, net zoals voor een evaluatie voor een reguliere toelating. Het is immers niet de bedoeling dat het hoge niveau van bescherming van het milieu en de gezondheid, dat door de Europese regelgeving gegarandeerd wordt, via noodtoelatingen zou kunnen afgezwakt worden. Een nieuwe aanvraag voor deze noodtoelatingen in 2021 werd dan ook negatief geëvalueerd. Daarentegen werd voor imidacloprid een noodtoelating afgeleverd in 2021 voor suikerbieten en sla en in 2022 nogmaals voor suikerbieten. Voor deze stof waren recentere studies beschikbaar, maar ook deze zullen niet meer volstaan om de noodtoelatingen nogmaals te herhalen.

Ondertussen wordt op Europees vlak ook werk gemaakt van een beperking op de toelating van sulfoxaflor. Dat is een alternatief voor de neonicotinoïden, dat na aanleveren van aanvullende informatie ook giftiger bleek voor bijen dan oorspronkelijk ingeschat, waardoor toepassing in open lucht binnenkort verboden zal worden. De evaluatie op Belgisch vlak toonde evenwel aan dat deze stof met dezelfde mate van bescherming van bijen kan worden gebruikt als andere gewasbeschermingsmiddelen, wat verklaart waarom het middel voorlopig nog toegelaten blijft.

ACTUALISERING VAN HET SOLIDARITEITSFONDS VOOR DE AARDAPPELPRODUCENTEN

Uit een enquête georganiseerd door de Cel Plantengezondheid is gebleken dat de aardappelproducenten tevreden zijn met de werking van het solidariteitsfonds voor de aardappelproducenten, doch in overleg met de vertegenwoordigers van de beroepssector werd een actualisering van het bestaande systeem voorgesteld. 

Het koninklijk besluit van 6 augustus 2021 wijzigt de lijst van quarantaineorganismen waarvoor een vergoeding voor besmette aardappelen kan toegekend worden, past de forfaitaire bedragen van de productiekosten voor aardappelen aan (die als basis dienen voor de berekening van de vergoedingen) en voorziet een automatische tweejaarlijkse indexering ervan.

Het solidariteitsfonds voor de aardappelproducenten is hiermee als beleidsinstrument afgestemd op de huidige uitdagingen en goedgekeurd door de Europese Commissie in het kader van de regels inzake staatssteun.

NIEUW IN EUROPA TER BESCHERMING VAN DE GEZONDHEID MET BETREKKING TOT KRUIDENEXTRACTEN MET LAXERENDE WERKING

De hydroxyanthraceenderivaten of HAD’s behoren tot een groep van chemische stoffen die van nature aanwezig zijn in verschillende planten.

De hydroxyanthraceenderivaten en bepaalde plantenextracten die deze derivaten bevatten, worden vaak gebruikt in voedingssupplementen om de darmwerking te verbeteren.

Welke risico's zijn er aan die stoffen verbonden?

In 2017 heeft de EFSA (de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid) de risico’s in verband met de inname van die stoffen beoordeeld.   Ze heeft op basis van de beschikbare gegevens besloten dat bepaalde hydroxyanthraceenderivaten moesten worden beschouwd als genotoxisch en/of kankerverwekkend (verhoogd risico op colorecale kanker).  De EFSA heeft er in haar advies ook op gewezen dat bereidingen op basis van bepaalde planten die hydroxyanthraceenderivaten bevatten, schadelijke effecten kunnen hebben op de gezondheid, hoewel hierover nog onzekerheid blijft bestaan. De EFSA kon geen dagelijkse dosis aanbevelen die geen gevaar voor de gezondheid oplevert.

Welke maatregelen zijn er genomen om de volksgezondheid te beschermen?

In 2021 werd op basis van de Verordening (EU) nr. 2021/468 van de Europese Commissie, het gebruik van de volgende hydroxyanthraceenderivaten in voedingsmiddelen verboden:

  • ‘Aloë-emodine en alle bereidingen waarin de stof aanwezig is’;
  • ‘Emodine en alle bereidingen waarin de stof aanwezig is’;
  • ‘Bereidingen van de bladeren van aloë-soorten die hydroxyanthraceenderivaten bevatten’;
  • ‘Dantron en alle bereidingen waarin de stof aanwezig is’.

Op basis van dezelfde verordening werden de volgende bereidingen onder toezicht geplaatst:

  • de ‘Bereidingen op basis van wortels of wortelstokken van Rheum palmatum, van Rheum officinale Baillon en van hun hybriden die hydroxyantraceenderivaten bevatten’;
  • de ‘Bereidingen op basis van bladeren of vruchten van Cassia senna die hydroxyantraceenderivaten bevatten’; –
  • de ‘Bereidingen op basis van de schors van Rhamnus frangula of van Rhamnus purshiana DC. die hydroxyanthraceenderivaten bevatten’.

Dit onder toezicht plaatsen houdt in dat de belanghebbenden over een termijn van 18 maanden beschikken om aanvullende gegevens te bezorgen die de onschadelijkheid kunnen aantonen en dat de Commissie na een termijn van 4 jaar en op basis van een advies van de EFSA, een beslissing moet nemen over die stoffen.

De Verordening (EU) nr. 2021/468 is op 8 april 2021 zonder overgangsperiode in werking getreden, wegens het aangetoonde gevaar.

Wat heeft het DG Dier, Plant en Voeding daartoe bijgedragen?

  • Tijdens het volledige wetgevingsproces heeft het DG Dier, Plant en Voeding talloze contacten gehad met de Belgische industrie (Be-sup, BACHI, maar ook enkele privé-ondernemingen) om informatie te verzamelen over de HAD-gehalten en de analysemethoden;
  • In de onderhandelingen met de Commissie en de andere lidstaten heeft het DG Dier, Plant en Voeding het volgende verdedigd en verkregen:
    • Dat de EFSA een onderzoek uitvoert om na te gaan of de HAD-gehalten in groenten die veel worden gegeten, zoals het vruchtvlees van aloë vera, de seneplant, zuring … laag genoeg zijn opdat die producten verder in alle veiligheid kunnen worden geconsumeerd.
    • Dat er in de verordening duidelijke technische grenswaarden waarboven de aanwezigheid van de verschillende HAD-stoffen verboden is, worden opgenomen zodat deze verordening door de marktdeelnemers en de controlerende instanties kan worden toegepast;
    • Dat de grenswaarden analytisch meetbaar zijn door performante bestaande methoden.

INSECTEN: EEN NIEUWE BRON VAN EIWITTEN TOEGELATEN IN DE EUROPESE UNIE

Insecten staan steeds meer in de belangstelling als alternatief voor andere eiwitbronnen. Zij kunnen een rol spelen in de overgang naar een duurzamer voedselproductiesysteem dat zich momenteel voltrekt (onder impuls van de Europese Farm-to-Fork-strategie).

In het verleden bestond er op Europees niveau enige rechtsonzekerheid over de toepassing van de vroegere Verordening 258/97 betreffende nieuwe voedingsmiddelen op hele insecten, en elke lidstaat had zijn eigen regels. In België werd het in de handel brengen van 10 soorten insecten voor menselijke consumptie op ons grondgebied gedoogd. België was in dit opzicht een pionier en was de eerste lidstaat die voor een volledig transparante aanpak koos.

De op 25 november 2015 aangenomen verordening is hierover duidelijk: alle producten op basis van insecten (hele insecten, delen of extracten, alleen of in bereidingen gebruikt) worden beschouwd als ‘nieuwe voedingsmiddelen’ (ook wel in het Engels ‘novel foods genoemd). Ze moeten dus een Europese toelating krijgen voordat zij in de handel mogen worden gebracht. Deze toelating wordt overigens voorafgegaan door een beoordeling door de EFSA om de voedselveiligheid te waarborgen.

Voor de 10 eerder toegelaten insectensoorten moest uiterlijk op 1 januari 2018 een toelatingsaanvraag worden ingediend. Dit was het geval voor 5 soorten. In afwachting van een antwoord op hun dossier (aanvaarding of afwijzing van de ad hoc-vergunning) bevinden de levensmiddelen die deze soorten bevatten zich in een overgangsfase en kunnen zij dus op de Belgische markt blijven.

In 2021 werden de eerste toelatingen op Europees niveau afgeleverd (voor de Tenebrio Molitor, beter bekend als meelworm, en voor de Locusta migratoria – treksprinkhaan). België werkt de lijst van insecten die voor menselijke consumptie op de markt mogen worden gebracht, voortdurend bij (afhankelijk van de toelatingen en de dossiers die nog in behandeling zijn).

De duidelijke en transparante communicatie van ons land over zowel het gedoogbeleid als de voorwaarden van de overgangsbepalingen werd positief onthaald door de internationale federatie en wordt door de nationale sector erg op prijs gesteld.

 

Meer info

Beschermende maatregelen tegen quarantaineorganismen bij planten en plantaardige producten: nieuw koninklijk besluit

Het koninklijk besluit van 22 februari 2021 betreffende beschermende maatregelen tegen quarantaineorganismen bij planten en plantaardige producten vervangt het koninklijk besluit van 10 augustus 2005 en voorziet, voor de federale bevoegdheden van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu en van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, in aanvullende bepalingen voor de toepassing  van Verordening (EU) 2016/2031 (plantengezondheid) en Verordening (EU) 2017/625 (officiële controles).

Dit nieuwe besluit bevat onder meer voorschriften over het gebruik van plantenpaspoorten en fytosanitaire certificaten en ook wijzigingen van bestaande besluiten om de federale regelgeving in overeenstemming te brengen met de nieuwe Europese plantengezondheidswetgeving en de daaraan verbonden uitvoeringshandelingen (zoals Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072 waarin onder meer de lijst met quarantaine organismen en de bijhorende fytosanitaire eisen staan).

Enkele cijfers

Enkele cijfers

Enkele cijfers die u helpen om de zaken in perspectief te plaatsten.

261 dierenartsen

De FOD Volksgezondheid is verantwoordelijk voor de organisatie van het beroep van dierenarts. Daar komt ook een formele eedaflegging bij kijken. Dierenartsen dienen namelijk onder eed te verklaren dat ze taken willen uitvoeren in het kader van de bestrijding van wettelijk te bestrijden dierziektes.

In 2020 beëdigden we zo 261 dierenartsen: 138 Nederlandstalige, 123 Franstalige.

62.800 fytolicenties

Sinds 25 november 2015 moet elke professionele gebruiker, verdeler of voorlichter van gewasbeschermingsmiddelen een fytolicentie behalen. Meer informatie daarover vindt u op www.fytolicentie.be.

Sindsdien heeft Dier, Plant en Voeding zo’n 62.800 licenties uitgereikt. Daarvan is 82% voor professioneel gebruik van deze producten. Overige licenties worden vooral afgeleverd voor de distributie van en voorlichting over gewasbeschermingsmiddelen, zoals in verkooppunten en tuincentra.

Meer dan 9.929 dossiers voor voedingssupplementen en voedingsmiddelen

Dier, Plant en Voeding evalueerde in 2021 meer dan 9.929 dossiers voor voedingssupplementen en voedingsmiddelen verrijkt met vitamines en mineralen.
De meeste dossiers worden via de online-applicatie FOODSUP ingediend.

Notificatie van producten op basis van tabak en e-sigaretten in 2021

Producenten van producten op basis van tabak zijn in België verplicht om de overheid jaarlijks een aantal gegevens te bezorgen: een lijst van alle ingrediënten, zowel van kwalitatieve als kwantitatieve inslag, het gehalte aan teer, CO en nicotine, de etikettering, het verkoopvolume, …. In 2021 registreerde Dier, Plant en Voeding 2.317 tabaksproducten.

Ook producenten van e-sigaretten moeten naar aanleiding van deze notificatieplicht een dossier indienen bij Volksgezondheid – en dat geldt zowel voor het toestel als voor de vloeistof.

In 2020 behandelde Dier, Plant en Voeding 3.250 nieuwe aanvragen voor de notificatie van e-sigaret producten en 95 aanvragen voor plantaardige rookproducten.

Controles rookverbod

In 2021 voerde de Tabaks- en Alcoholcontroledienst van Dier, Plant en Voeding 6.626 controles uit op het rookverbod.

Aan het fenomeen ‘tabak’ vallen tientallen verschillende dodelijke ziektes toe te schrijven. Wist u dat 90% van de longkankers toe te schrijven zijn aan roken? Voor deze bijzonder agressieve kanker zijn de overlevingskansen na vijf jaar nauwelijks gestegen, alle medische vooruitgang ten spijt. Bovendien is deze kanker nog altijd aan een opmars bezig. Verbaast het de lezer nog dat de FOD Volksgezondheid hiertegen een kruistocht voert? Er is de laatste decennia veel gebeurd in de strijd tegen tabak, maar er is nog een heel pad af te leggen.

Aantal controles in België

Vlaanderen

Wallonië

Brussels Hoofdstedelijk Gewest

6.626

4.151

1.924

551

Percentage niet-conforme controles België

Vlaanderen

Wallonië

Brussels Hoofdstedelijk Gewest

4%

4%

5%

5%

Verhoging van het aantal controles op het verbod op de verkoop van tabaksproducten aan minderjarigen

Ondanks de sluiting van een aantal handelszaken omwille van de gezondheidscontext, heeft de inspectiedienst de controles op de verkoop van tabaksproducten aan minderjarigen voortgezet. Sinds november 2019 is de leeftijdsgrens voor de verkoop van tabak verhoogd van 16 naar 18 jaar. In 2021 heeft de inspectiedienst 2.134 controlepunten gecontroleerd en werden 68 overtredingen vastgesteld.

INVOERING VAN DE PANDEMIEWET EN CORONACONTROLES

Als reactie op de verschillende besmettingsgolven die door Covid19 werden veroorzaakt, werd de “pandemiewet” in het leven geroepen. Deze wet staat de federale regering toe om tijdens een epidemische noodsituatie administratieve politiemaatregelen te nemen. Het biedt duidelijkheid en structuur wat betreft de bevoegdheden en de te ondernemen acties.

Na de inwerkingtreding op 4 oktober 2021 werd door de inspectiedienst van het DG Dier, Plant en Voeding, in overleg met de inspectiediensten van de Federale Overheidsdienst Leefmilieu en de Federale Overheidsdienst Economie, een inspectiestrategie voor de Coronaregeling opgesteld.

In 2021 werden in België 17.940 controles uitgevoerd, waarbij 7.442 inbreuken werden vastgesteld.

8.909 hotels en restaurants werden gecontroleerd. In 4.724 van deze inrichtingen werden een of meer inbreuken op de Corona-wetgeving vastgesteld.

3.358 inbreuken hadden betrekking op een niet of foutief werkende CO2-meter, 1.790 inbreuken op het niet of foutief toepassen van het COVID Safe Ticket en 906 inbreuken op het niet of foutief dragen van een mondmasker.

FOCUS

NUTRI-SCORE: DE FEITEN ACHTER DE POLEMIEK

Sinds 2019 is de Nutri-Score goedgekeurd en op vrijwillige basis ingevoerd als aanvullende voedingsetikettering om de consument te helpen bij het maken van gezondere keuzes.  Verschillende grote distributeurs en producenten vermelden voortaan de Nutri-Score op hun voedingsproducten. 

De Nutri-Score wordt echter ook aangevallen, in het bijzonder door een reeks producenten van producten met een beschermde benaming die zich gestraft voelen door de beoordeling van hun producten (D of E).  Het is echter belangrijk erop te wijzen dat zelfs met een BOB (Beschermde oorsprongbenaming)/ BGA (Beschermde Geografische Aanduidingen) label, kazen (net zoals charcuterie) die “rijk zijn aan verzadigde vetzuren, zout en calorieën” dat ook blijven. Dat wil niet zeggen dat je deze producten niet mag eten, in het kader van een evenwichtige voeding mogen alle producten met een Nutri-Score D of E geconsumeerd worden, maar wel in kleine hoeveelheden en niet te vaak.

Vergelijking is geen gelijk

Een ander voorbeeld dat vaak ter verdediging wordt aangehaald, is de A-score voor frieten.  Het is normaal dat frieten een A-score krijgen als ze rauw zijn; afhankelijk van de bakwijze daarentegen wijzigt de score in B als ze in de oven gebakken worden zonder toevoeging van zout of saus, en in D of E als ze in dierlijk vet gebakken worden en met zout en saus geconsumeerd worden.  Het is trouwens aanbevolen om de verpakking van diepvriesfrieten te vervolledigen met een specifieke vermelding dat de bakwijze een invloed heeft op de Nutri-Score.

Een ander vaak voorkomend punt van kritiek is dat de Nutri-Score van een drank type cola light beter is dan van olijfolie of gerookte zalm.  Het is belangrijk erop te wijzen dat de Nutri-Score moet worden gebruikt om producten van eenzelfde voedingscategorie onderling te vergelijken.  Bijvoorbeeld de Nutri-Score van een pak granen met chocolade en de Nutri-Score van een pak muesli met spelt en haver, of nog die van een pizza met een andere pizza, en dit om gemakkelijker te kunnen vergelijken en snel de meest gezonde keuze te kunnen maken.

De Belgische overheden volgen en nemen deel aan de werkzaamheden van de Europese Commissie in het kader van de Farm to Fork-strategie met betrekking tot de goedkeuring op Europees niveau van een verplicht voedingslogo op de voorzijde.  Het is van fundamenteel belang dat de EU een systeem goedkeurt dat wetenschappelijk erkend is, gemakkelijk te begrijpen is en dat de mensen, ook de meest kwetsbare, in staat stelt de voedingskwaliteit van hun aankopen te verbeteren.  Dat is zo met de Nutri-Score die al in 6 lidstaten, waaronder België, goedgekeurd is.

Dat de aanvallen vandaag intenser worden en bepaalde lidstaten en grote multinationals mobiliseren, is niet zo onschuldig. Het is echter zeer verontrustend te zien dat de volksgezondheid ondergeschikt wordt gemaakt aan landbouwprotectionisme en economische belangen.

De Nutri-Score geeft nochtans alleen, op eenvoudige en begrijpbare wijze, de reële voedingssamenstelling weer van de producten. En ook al krijgen kaas, charcuterie of chocolade een score D of E, dan wil dat nog niet zeggen dat je ze niet mag eten in het kader van een evenwichtige voeding, maar wel in kleine hoeveelheden en niet te vaak.  Er is een paradigmashift nodig en men moet de volksgezondheid laten primeren, zodat de consument over duidelijke, eenvoudige en objectieve informatie kan beschikken om gezondere keuzes te maken.

Laten we tot besluit het recente voorbeeld aanhalen van een grote distributeur die ervoor gekozen heeft om de consument te stimuleren producten met score A en B te consumeren door deze minder duur te maken aan de kassa. Dergelijke vorm van nudging is een zeer positief voorbeeld dat de autoriteiten toejuichen en uitnodigen om te volgen.

HET SANITAIR FONDS IN WOORD EN BEELD

Binnen het DG Dier, Plant en Voeding waakt een team van experten over de gezondheid van de dieren en onder andere het Sanitair Fonds beheert, dat het mogelijk maakt op te treden bij uitbraken van een dierziekte. Ontdek in woord en beeld de rol van dit fonds.

 

Meer info

VERVALDATA: WANNEER MOET U VOEDINGSMIDDELEN WEGGOOIEN?

Ter gelegenheid van de internationale dag van bewustzijn rond voedselverspilling en afval (16/10) onthulde het DG Dier, Plant en Voeding een animatiefilmpje over het gebruik van verschillende houdbaarheidsdata om voedselverspilling te beperken en ook de gezondheid te beschermen.

Er bestaan twee soorten vervaldata op de verpakkingen van voedingsmiddelen: de minimale houdbaarheidsdatum (THT) en de uiterste gebruiksdatum (TGT) (zie kadertje). Voor een aantal consumenten zorgen deze data voor verwarring en veel voedingsmiddelen die nog perfect geconsumeerd kunnen worden, worden weggegooid. Dit leidt tot grote voedselverspilling. Volgens een Europese studie van 2015 gaat het om 15 tot 33 % voedselverspilling, goed voor jaarlijks 88 miljoen ton, of 173 kilo per persoon per jaar in de Europese Unie. Gevolg hiervan: financieel verlies voor de consument en het heeft ook een aanzienlijke impact op het milieu.

Acties en pistes voor toekomstige ontwikkelingen

De Europese Commissie, België en de andere landen van de Europese Unie zijn zich er terdege van bewust dat een slecht begrip van de twee soorten data aanzienlijk kan bijdragen tot voedselverspilling. Daarom zijn op Europees niveau verschillende acties gelanceerd.

In het kader van haar “Farm to Fork”-strategie zal de Europese Commissie tegen eind 2022 een herziening van de regels inzake vervaldata voorstellen. Eind 2022 een herziening van de regels inzake vervaldata voor te stellen. Er liggen drie opties op tafel:

  • dat producten worden toegevoegd aan de lijst van producten die zijn vrijgesteld van de verplichting om een datum te vermelden (zoals producten met een zeer lange houdbaarheid zoals pasta of rijst);
  • dat het begrip minimale houdbaarheidsdatum wordt geschrapt en alleen de uiterste consumptiedatum wordt gehandhaafd;
  • dat in het algemeen de voorschriften inzake de presentatie en de formulering van de datumaanduiding worden herzien, teneinde het begrip van de datering van levensmiddelen en van de verschillen tussen de twee soorten datum te bevorderen.

Om ervoor te zorgen dat deze herziening ook beantwoordt aan de informatiebehoeften van de consument en de voedselveiligheid niet in het gedrang brengt, is een effectbeoordeling aan de gang.

Parallel aan dit initiatief heeft de EFSA (Europese Autoriteit voor voedselveiligheid) zich gebogen over de kwestie van de data, teneinde een correcte en uniforme toepassing van de voorschriften door de exploitanten te vergemakkelijken en tegelijk de voedselveiligheid te vrijwaren. Eind 2020 en begin 2021 heeft zij twee adviezen uitgebracht waarin richtsnoeren worden voorgesteld die exploitanten van levensmiddelenbedrijven moeten volgen. Deze richtsnoeren zijn bedoeld om hen te helpen bepalen welk soort datum moet worden gebruikt. Zij houden rekening met de geldende wetgeving voor het betrokken levensmiddel, de behandelingen die het heeft ondergaan om gezondheidsrisico’s uit te sluiten, de behandeling die het heeft ondergaan voordat het werd verpakt, de kenmerken van het levensmiddel en de bewaaromstandigheden.

In dit verband zouden ook intelligente materialen een rol kunnen spelen om verspilling van bepaalde voedingsmiddelen tegen te gaan. Het onderzoek is aan de gang: verschillende systemen worden bestudeerd zoals een etiket dat donkerder kleurt wanneer het voedingsmiddel niet meer voor consumptie geschikt is, een digitaal display, kleurcodes, enz. In dat geval moet het systeem voor de consument ondubbelzinnig zijn : het moet duidelijk aangeven of het product nog geschikt is voor consumptie of niet.

 

THT EN TGT, HOE BEIDE VAN ELKAAR ONDERSCHEIDEN?

De THT of minimale houdbaarheidsdatum wil vooral de kwaliteit van het voedingsmiddel waarborgen. Het wordt op de verpakking aangeduid met de woorden "ten minste houdbaar tot. Wanneer de datum overschreden is, kan het voedingsmiddel een deel van zijn textuur, kleur of smaak verliezen. Maar doorgaans kan het nog veilig geconsumeerd worden op voorwaarde dat het in goede omstandigheden, eventueel voorgeschreven op het etiket, werd bewaard. Alvorens het voedingsmiddel te consumeren of het na de THT te gebruiken, is een controle evenwel aanbevolen: door te kijken, ruiken of te proeven om een eventueel gebrek, bijvoorbeeld een muffe geur of een ranzige smaak, op te sporen.

De THT of minimale houdbaarheidsdatum wordt vermeld op producten die gemiddeld of lang houdbaar zijn, zoals rijst, pasta, koffie, chocolade of koeken, met de woorden “Ten minste houdbaar tot …”

De TGT of uiterste gebruiksdatum wil daarentegen de volksgezondheid beschermen. Wanneer deze datum overschreden is, mag het product niet meer geconsumeerd worden omdat het niet langer gegarandeerd microbiologisch gezond is. De TGT wordt op de etiketten vermeld met de woorden " Te gebruiken tot ...".
De TGT wordt vermeld op in microbiologisch opzicht zeer bederfelijke voedingsmiddelen die daardoor na een korte periode (dit kan al na enkele dagen) een onmiddellijk gevaar kunnen zijn voor de gezondheid. Voorbeelden zijn voorverpakte, verse voedingsmiddelen zoals vlees, vis, salades, bereide gerechten, enz. waarvoor de koudeketen moet worden gerespecteerd.

MOOIE VOORUITGANG IN DE STRIJD TEGEN TABAKSRECLAME

2021 was een belangrijk jaar in de strijd tegen tabaksreclame. Er werd immers heel wat vooruitgang geboekt op dit gebied met in het bijzonder de inwerkingtreding van het verbod om tabaksmerken in en aan de voorgevel van winkels te afficheren, en ook wat de Belgische rechtspraak betreft, is er een mooie evolutie.

Totaalverbod op reclame

Sinds 1 januari 2021 mogen krantenwinkels, tabakswinkels en winkels van elektronische sigaretten geen reclame meer afficheren voor producten op basis van tabak, elektronische sigaretten en andere soortgelijke producten. Alle verwijzingen naar de merken van deze producten zijn voortaan niet meer toegelaten in en aan de voorgevel van tabakswinkels.

Het schrappen van deze laatste uitzondering voor reclame en promotie vormt het sluitstuk van een zeer strenge wetgeving die onder meer reeds de volgende acties verbood:

  • prijsverminderingen en -promoties;
  • het specifiek in de kijker zetten van tabaksproducten. De presentatie van de tabaksproducten moet identiek zijn aan die van de andere producten die in de winkel worden verkocht;
  • er nadrukkelijk op wijzen dat die producten te koop zijn;
  • elke reclame of promotie voor technische elementen zoals bijvoorbeeld filters en papier.

Dergelijke praktijken hebben immers onrechtstreeks de bedoeling om de verkoop van tabaksproducten te promoten.

De Dienst Inspectie van de FOD Volksgezondheid controleert deze nieuwe bepalingen. Als er inbreuken worden vastgesteld, zijn er geldboetes van 2 000 tot 800 000 euro. De verantwoordelijkheid voor een inbreuk kan liggen bij de fabrikant, de handelaar of beide, afhankelijk van de vastgestelde omstandigheden.

In totaal bleken 782 van de 1913 reclamecontroles die in de eerste helft van 2021 werden uitgevoerd, niet conform.

Het aantal uitgevoerde controles is te verklaren door het feit dat de controleurs de rest van het jaar werden ingezet voor de controle op de sanitaire maatregelen.

Controles op reclame voor tabaksproducten In België 2021

Soort
controlepunt

Aantal controlepunten

Aantal conforme controlepunten

Aantal niet-conforme controlepunten

Speciaalzaak

82

38

44

Krantenwinkel

501

263

238

Nachtwinkel / voedingswinkel

654

335

319

Overige

676

495

181

Totaal

1913

1131

782

VONNISSEN BETREFFENDE RECLAME VOOR ELEKTRONISCHE SIGARETTEN

Het afgelopen jaar hebben twee vonnissen in eerste aanleg bevestigd dat elektronische sigaretten beschouwd moeten worden als soortgelijke producten waarop de reclamerestricties voor tabaksproducten van toepassing zijn. De rechters beschouwden daaropvolgend een aantal handelingen in gespecialiseerde e-sigaret winkels als verboden reclametechnieken.

In de eerste rechtszaak, geveld tegen de onderneming Vlaamse Vapinvest, werd geoordeeld dat bijvoorbeeld het aanbrengen van een merklogo van e-sigaretproducten op toog- en vloermatten, alsook het ter beschikking stellen van e-sigaret tijdschriften aan klanten, handelingen zijn die tot doel hebben de verkoop van deze producten te bevorderen. Daarnaast werd de mededeling ‘5 liquids voor 1’ als een verboden melding ter promotie van de producten in kwestie gezien.

In het tweede vonnis ten aanzien van de bvba Health E-life achtte de rechter het ontoelaatbaar dat klanten in de winkel liquids voor e-sigaretten konden uittesten en dat de producten in speciale presentaties in de etalage werden uitgestald. De specifieke activiteiten op de facebook pagina, zoals het reclame voeren voor evenementen in de winkel en het aanbieden van gratis producten van bepaalde merken, werden eveneens gezien als verboden handelingen. Ze zouden voornamelijk tot doel hebben klanten naar de fysieke winkel te lokken en de verkoop te bevorderen.

Veroordelingen grote tabaksgiganten

Naast deze kleinere zaken zijn ook de grote fabrikanten British American Tobacco Belgium (BAT) en Philip Morris International (PMI) het voorbije jaar door onze hoogste Belgische rechtscolleges veroordeeld voor het gebruik van verboden reclametechnieken.

In een arrest van 7 juni 2021 bevestigde het hof van beroep te Brussel voor een groot deel de tenlasteleggingen rond verboden reclame tegen BAT en veroordeelde de gigant in beroep tot een geldboete van meer dan 240.000 euro. Meer bepaald oordeelde het hof dat de fabrikant persoonlijk verantwoordelijk was voor inbreuken rond de plaatsing van verboden reclameaffiches en de gevoerde reclamecampagnes door hun verdelers, aangezien het zaken betroffen waarover zij autonoom beslissen en controle uitoefenen. BAT werd ook veroordeeld voor het fabriceren van verpakkingen met aantrekkelijke slogans welke een prijsvoordeel doen blijken voor de consument. Ook bevestigde de rechter in beroep dat het op de markt brengen van een gezamenlijk aanbod van tabaksproducten en de reclame hiervoor door middel van speciale presentatietechnieken niet toegelaten zijn.

BAT ging tegen het arrest nog in cassatie, maar dit beroep werd op 2 september 2021 wegens gebrek aan belang en fouten in substantiële vormvereisten onontvankelijk en ongeoorloofd geacht.

Ten slotte werd Philip Morris Benelux zowel in eerste aanleg als in beroep veroordeeld tot hoge geldboetes voor verboden reclame en voor sponsoring door middel van commerciële afspraken. Voornamelijk over deze afspraken, die tussen detailhandelaars en de tabaksfabrikant gemaakt waren rond het gebruik van speciale presentatietechnieken in de winkels, werd een belangrijk oordeel geveld. Waar de rechter in eerste aanleg hier een enge interpretatie hanteerde en beweerde dat zulke afspraken niet gemaakt waren met het oog op de bevordering van de verkoop, achtte de beroepsrechter dit wel als een inbreuk op het sponsoringverbod. De afspraken werden met name als verboden handelingen beoordeeld aangezien de naleving ervan door de tabaksgigant gestimuleerd werd met een vergoeding. Het Hof van Cassatie was het met deze zienswijze eens en bevestigde dat dergelijke afspraken minstens onrechtstreeks tot doel hadden om de verkoop van de verdeelde tabaksproducten aan te moedigen. De eerder uitgesproken straf, namelijk een geldboete van 600.000 euro, gedeeltelijk met uitstel, werd bevestigd.

Onze partners

EEN VINGER IN DE PAP

Als Europa op het vlak van normen en standaarden nog steeds een toonaangevend continent is en vaak zelfs de strengste eisen stelt, dan zit België daar voor iets tussen. Weliswaar als klein land, maar als bezieler van het eerste uur en met een reputatie van vaardig en beslagen onderhandelaar. Ook buiten Europa kennen en waarderen ze ons.

De Belgische overheid passend vertegenwoordigen is één van de kerntaken van de FOD Volksgezondheid en niet in het minst van Dier, Plant en Voeding. Een overzicht.

Europese hoge omes

Wetgeving en beleid op het vlak van voedselveiligheid, dieren- en plantengezondheid wordt grotendeels Europees gestuurd. Onvermijdelijk komt dan de Europese Commissie maar ook de Europese Raad in beeld.

Talrijke expertenwerkgroepen en expertencomités tekenen voor het voorbereidende werk. Op dat vaak onzichtbare maar arbeidsintensieve niveau onderscheidt Dier, Plant en Voeding zich: al die vergaderingen moeten worden voorbereid en standpunten moeten worden vertolkt. In samenwerking met ministeriële kabinetten, belangengroepen en andere spelers in het veld draagt Dier, Plant en Voeding daar zorg voor.

Nieuwe identiteit voor OIE: Organisation Mondiale pour la Santé animale (OMSA)/World Organisation for Animal Health

OIE heeft een nieuwe identiteit: OMSA. België is stichtend lid van de OMSA. Sinds eind 2019 is Dr. Herman Claeys de gedelegeerde voor België bij de OMSA. In 2020 heeft de OMSA de evolutie van SARS-COV-2 bij dieren nadrukkelijk opgevolgd en werd deze informatie gebruikt om ook het RAGCA en dus het Belgische beleid te informeren en te adviseren. De OMSA heeft zich dan ook volledig ingeschreven in een internationale “One Health” benadering door samen met de WHO, FAO en UNEP een mondiaal orgaan op te richten die de verschillende disciplines samenbrengt. Naast de vertegenwoordiging van de belangen van ons land is de OIE ook de geschikte plaats voor een internationaal netwerk waarbij de normen van de OMSA als referentie voor de internationale handel in dieren en dierlijke producten gelden. Wist u trouwens dat dierenarts Kris De Clercq van Sciensano reeds 10 jaar een vooraanstaand lid is van de wetenschappelijke commissie van de OMSA en hierin als ondervoorzitter mee de wetenschappelijke opbouw en inzichten verzorgt voor de diergezondheid?

Alomtegenwoordige kernspeler

De Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid is beter bekend onder z’n Engelse benaming – European Food Safety Authority – en nog beter als het letterwoord EFSA. Zijn ontstaan dankt EFSA aan de voedselcrises van de jaren ’90; denk aan dioxines en BSE. Reden genoeg voor het Europese Parlement en de Europese Raad om, op 28 januari 2002, deze wetenschappelijke instelling in het leven te roepen. Sindsdien tekent de organisatie voor het geven van onafhankelijke wetenschappelijke adviezen aan de Europese Commissie, het Europese Parlement én de onafhankelijke lidstaten.  EFSA’s activiteiten bestrijken het hele productieproces dat met voedselvoorziening gepaard gaat – van boer tot bord dus.

De rol die Dier, Plant en Voeding hierin speelt, kan moeilijk worden overschat. Wij zijn niet alleen het officiële contactpunt voor België – het ‘Focal Point’ –  maar vertegenwoordigen evenzeer onze overheid in het Adviesforum – ‘Advisory Forum’ – van EFSA. Risico-beoordeling en risico-communicatie, uitwisseling van wetenschappelijke gegevens, coördinatie van inspanningen en dubbel werk vermijden, ook uiteenlopende meningen confronteren en uitfilteren: het gebeurt allemaal hier.

Who’s afraid of WHO?

Wie kent de Wereldgezondheidsorganisatie niet? De in Genève gevestigde World Health Organisation (WHO) maakt deel uit van de Verenigde Naties en is ’s werelds specialist in gezondheidsaspecten. Voor België is Dier, Plant en Voeding haar partner waar het gaat om tabak, alcohol en gezonde voeding.

Zo bestaat de ‘kaderovereenkomst voor de bestrijding van tabaksgebruik’ in 2020 zo’n 15 jaar en werd dat verdrag ondertekend door 180 landen die samen zo’n 90% van de wereldbevolking vertegenwoordigen. De overeenkomst en de eruit voortvloeiende richtlijnen staan toe om een coherent controlebeleid te voeren. Noem dit verdrag, gezien het belang ervan, gerust een mijlpaal in de geschiedenis van de volksgezondheid.

Ook op het vlak van alcohol vertolkt Dier, Plant en Voeding een globale strategie die berust op meer bewustmaking, een stevige gegevensbasis, adequate technische ondersteuning, versterking van de partnerschappen en een zo efficiënt mogelijke monitoring.

Voeding tenslotte wordt gezien als een essentieel onderdeel van gezondheid en levensontwikkeling. Toereikende voeding is dus het sleutelwoord. In de praktijk betekent dat strijden tegen ondervoeding én overgewicht: een schrijnende tegenstelling.

Honger is een onrecht

Voornaamste doelstelling van de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties  (FAO) is voedselzekerheid te creëren voor iedereen. In de praktijk komt dat vooral neer op plattelandsgebieden helpen. Het is onze plicht om hieraan een bijdrage te leveren, door de FAO te steunen in haar vier doelstellingen: hulp bieden aan ontwikkelingslanden, informatie verstrekken over voedsel, landbouw, tuinbouw, bosbouw en visserij, advies geven aan overheden en een neutraal discussieplatform bieden dat kan dienen als lanceerbasis voor doelmatig beleid.

Een eerbiedwaardig referentiepunt

De Codex Alimentarius werd in het leven geroepen door WHO en FAO en is een altijd aangroeiend geheel van richtlijnen en standaarden op het vlak van voedsel, levensmiddelen en voedselveiligheid. Zo willen we de gezondheid van consumenten beschermen, eerlijke handelspraktijken in de voedselhandel garanderen en het harmoniseren van voedselstandaarden bevorderen. Dier, Plant en Voeding is het unieke nationale contactpunt voor België.

Beschermen wat ons rest

Ook planten kennen een internationaal samenwerkingsverband.  De IPPC werd in 1952 opgericht en weet meer dan 180 landen bij zich aangesloten. IPCC betracht een geharmoniseerde aanpak van plagen en ziekten, internationale normen uitwerken en informatie uitwisselen. Ook om die doelen concreet te maken is Dier, Plant en Voeding het unieke contactpunt voor België. Wij zijn dat ook bij EPPO, het Europese neefje dat de doelstellingen van IPPC ten uitvoer brengt.

Noblesse oblige

De Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) wil markteconomie verenigen met de principes van de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten: beslist een nobele intentie. Dier, Plant en Voeding zet zijn beste beentje voor om de principes van OESO te vertalen naar de beleidsdomeinen gewasbescherming, voeding en genetisch gemodificeerde organismen.

De ene raad is de andere niet

De Raad van Europa – niet te verwarren met de Europese Raad – verenigt 47 Europese landen en kent ook 6 niet Europese landen als waarnemers. De raad werd in 1949 opgericht, en weer was ons land stichtend lid. Staan met stip op de agenda: het beschermen van mensenrechten, bevorderen van mensenrechten en bestrijden van rassendiscriminatie en onverdraagzaamheid. Niet verwonderlijk dat binnen deze intergouvernementele organisatie het EVRM (Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens) werd opgesteld.

Toch kent de samenwerking met Dier, Plant en Voeding een meer ‘technisch’ karakter en handelt ze over zowel cosmetica als materialen in contact met voeding.

In search for excellence

STAR-IDAZ is een recent opgericht en erg ambitieus onderzoeksconsortium dat streeft naar maximale fondsen voor gecoördineerde diergezondheidsonderzoeken, uiteraard op internationaal niveau. Dier, Plant en Voeding maakt deel uit van een regionaal – Belgisch –  consortium en is zo een vaste partner van STAR-IDAZ.

ICRAD

Deze organisatie – International Coordination on Research on Infectious Animal Disease– doet onderzoek op basis van ‘cross-cutting research’ en wil, bijvoorbeeld door het samengaan van wetenschappelijke en industriële inzichten, tot nieuwe inzichten komen. Dier, Plant en Voeding beheert, samen met zijn partners, de oproepen tot het indienen van projectvoorstellen. De FOD Volksgezondheid stelt een deel van haar budget open voor onderzoeksprojecten met Belgische onderzoekers.

SCAR

Het ‘standing committee on agricultural research’ kende in 2005 een doorstart en heeft zich een plaats verworven als gerespecteerd adviesorgaan voor Europese agriculturele en bio-economische onderzoeken. Ook hier is Dier, Plant en Voeding actief, meer bepaald binnen de ‘collaborative working group on animal health and welfare’ die zich richt op het ontwikkelen van een duurzaam netwerk van onderzoekssponsors van de EU en aspirant-leden van de EU.

EUPHRESCO

Dit netwerk  van organisaties wil onderzoeksprojecten financieren en nationale inspanningen van aangesloten landen verenigen op het vlak van plantengezondheid. Het coördineren en wederzijds beïnvloeden van research(ers) in dit domein moet de onderzoeksresultaten naar een hoger plan tillen. Dier, Plant en Voeding draagt als uniek contactpunt zijn steentje bij. Onze FOD stelt ook hier een deel van het jaarlijks onderzoeksbudget ter beschikking.

ZORGZAAM DE UWE

Wat bindt de Permanente Vertegenwoordiging, het FAVV, Sciensano, het FAGG, NUBEL en AMCRA met ons?

Uw welzijn. Elk van deze organisaties zet samen met ons alle zeilen bij om België die status te blijven geven van een land waar het goed om toeven is.

Dat gaat niet vanzelf. Vanuit geopolitiek oogpunt bekeken zijn de kaarten de afgelopen decennia danig herschud. Westerse landen hebben economisch, cultureel en politiek met nieuwe spelers rekening moeten leren houden.

In die constellatie en in een soms erg snel veranderende omgeving houden wij vastberaden vast aan hoge standaarden. Een goed leven is een dergelijke volgehouden inspanning namelijk meer dan waard. Dier, Plant en Voeding van Volksgezondheid wil elke dag weer zorgzaam de uwe zijn.

Van wezenlijk belang

Al eens stilgestaan bij het gegeven dat de Permanente Vertegenwoordiging (PV) bij de Europese Unie de grootste Belgische diplomatieke post ter wereld is? Het is dé stem van België in Europa. De PV behartigt onze belangen in de EU en is dus ook de liaison tussen België en de Europese instellingen.

Wij op onze beurt zijn de geprivilegieerde partner van de PV op het vlak van zowel voedselveiligheid en dieren- en plantengezondheid als met betrekking tot tabaks- en alcoholbeleid. Die grote verantwoordelijkheid nemen wij zeer ernstig. De communicatielijnen zijn kort en intens, het contact zo goed als permanent. De nauwe opvolging van dossiers is een constante in onze relatie.

Voor veilig voedsel

Het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV) waakt sinds 2000 over veiligheid en kwaliteit van ons voedsel. Zo is het FAVV het spreekwoordelijke geluk bij een ongeluk (de dioxinecrisis van 1999) en heeft het Agentschap inmiddels een reputatie op het vlak van degelijkheid te verdedigen. Daar zitten de meer dan 120.000 jaarlijkse controles vast voor iets tussen.

Het FAVV en wij zijn twee handen op één buik – uw buik. Waar wij bevoegd zijn voor het uittekenen van beleid en vastleggen van normen tekent het FAVV voor de controle op het terrein. Hoeft het gesteld dat voortdurende interactie onontbeerlijk is? Een protocol tussen ons legt de te volgen werkwijze vast en is aangevuld met dienstenakkoorden voor specifieke domeinen. Twee keer per jaar zitten we samen en bespreken we strategische dossiers. Per vakgebied houden we daarnaast regelmatig meer technisch getint overleg. Onze experten vinden elkaar dagelijks. Dat creëert een gezonde werksfeer waarin collega’s elkaar bij de les houden. Waar u dan weer wel bij vaart.

Geneeskundige krachten

Ook het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten (FAGG) speelt, zoals de naam doet vermoeden, een grote rol in uw welzijn en is essentieel in de bescherming van de volksgezondheid.

Sommige producten bevinden zich in een grijze zone: gaat het over geneesmiddelen, voedingssupplementen, cosmetica, biociden, voedingswaren of ‘gewone’ gebruiksproducten? Om eventuele onzekerheid weg te nemen en te weten door welke wetgeving een product wordt gevat heeft het FAGG een Gemengde Commissie in het leven geroepen. Daar zitten naast het FAGG en wijzelf ook het FAVV in, de FOD Economie, KMO, Middenstand en Energie en onze collega’s van de FOD Volksgezondheid die gespecialiseerd zijn in kwaliteit en veiligheid. Samen komen we er altijd uit.

Op onze beurt rekenen we graag op de expertise van FAGG met betrekking tot antimicrobiële resistentie en het gebruik van antibiotica in de veehouderij.

In naam van de wetenschap

De jongste van de hier toegelichte partners is Sciensano, opgericht in 2018.  Deze openbare instelling vervult haar opdrachten op het vlak van volksgezondheid en diergezondheid op het niveau van gewesten, gemeenschappen en de federale staat, op Europees vlak en algemeen internationaal.

Sciensano volgt nieuwe ontwikkelingen op en neemt initiatieven om de volksgezondheid te verbeteren; denk bijvoorbeeld aan de invloed van diergezondheid op volksgezondheid. De expertise van Sciensano maakt haar tot een autoriteit waarop geleund wordt om nationale beleidslijnen en programma’s te ontwikkelen. Dier, Plant en Voeding maakt – zoals ook andere beleidsmakers – gretig gebruik van de door Sciensano aangereikte wetenschappelijke inzichten om verantwoorde keuzes te kunnen maken.

Nutriënten, verenigt u

Nubel beheert een gegevensdatabank over voedingsmiddelen. De voorzitter van de FOD Volksgezondheid is meteen ook de voorzitter van de Raad van Bestuur van Nutriënten België. Wij laven ons graag en veel aan deze nooit opdrogende bron van kennis. Nubel geeft ook voorlichting over z’n activiteiten, zowel op internationaal als op nationaal niveau.

Een hoogsteigen discipline

AMCRA, ook een vzw, is ons federale kenniscentrum met betrekking tot antibioticagebruik bij dieren en ermee samenhangende resistentie. Over deze specifieke materie wil AMCRA neutraal en objectief communiceren, sensibiliseren en adviseren. Een doordachte reductie van het antibioticagebruik is het respectabele doel. Onder andere in het kader van het ‘one world, one health’ – verhaal leggen wij ook hier graag ons oor te luisteren.

België, een puzzel

Dit rijke, boeiende maar ook ingewikkelde land telt nogal wat bestuursniveaus.  Niet alleen gewesten en federale overheid maar ook de gewesten onderling zijn gebaat bij systematisch overleg. Samenwerkingsakkoorden worden opgevolgd door middel van Interministeriële Conferenties, officiële organen op het vlak van samenwerking met de gewesten. Voor het dagelijks bestuur bestaat een permanente werkgroep.

Dier, Plant en Voeding is betrokken bij de Interministeriële Conferentie voor het Landbouwbeleid (ICLB) en vertegenwoordigt daar de FOD Volksgezondheid als permanent lid. Ook bij de Interministeriële Conferentie Leefmilieu (ICL) zijn wij aanwezig, bijvoorbeeld in de werkgroep Pesticiden.

KRING VAN WIJZEN

Ons welzijn, de gezondheid van onze dieren en planten en de veiligheid van ons voedsel: dat zijn geen zaken waar je licht over gaat. Wij omringen ons dan ook met de beste raadgevers en op onze beurt adviseren wij ook hen waar mogelijk. Dier, Plant en Voeding is in de meeste van deze adviesorganen immers rechtstreeks of onrechtstreeks betrokken bij de besluitvorming.

Boven discussie verheven

De Hoge Gezondheidsraad (HGR) brengt gewaardeerde wetenschappelijke adviezen uit die als doel hebben de volksgezondheid te beschermen en te verbeteren. Die adviezen fungeren als leidraad voor beleidsmakers en gezondheidswerkers.

Dier, Plant en Voeding laat zich door de Hoge Gezondheidsraad inspireren waar het gaat om gezonde voeding en voedselveiligheid. Dat behelst evenzeer advies over nieuwe soorten voedingsmiddelen – denk aan Novel Foods – en voedingssupplementen. Ook de inzichten en adviezen over consumptieproducten zoals tabak, e-sigaret en alcohol zijn voor ons vaak richtinggevend.

Erkend erkenningscomité

Het Erkenningscomité voor de bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik is in 1998 opgericht en moet om een advies worden gevraagd als iemand een gewasbeschermingsmiddel op de markt wil brengen. Experten van Dier, Plant en Voeding vinden er collega’s van Leefmilieu, Sciensano en FAVV in terug, aangevuld met deskundigen uit de drie gewesten.

We trachten in consensus een advies te formuleren. Finaal is het Dier, Plant en Voeding dat de minister voorstelt om al dan niet een toelating te verlenen voor het op de markt brengen van een gewasbeschermingsmiddel. Als het middel groen licht krijgt, dan worden ook de na te leven voorwaarden meegegeven.

Zeg gerust ‘Plantencommissie’

Onze adviseur voor plantenkwesties heet officieel Commissie van Advies voor Plantenbereidingen maar als je ze wat beter kent mag je gewoon Plantencommissie zeggen. De dames en heren van stand die in deze commissie zitting hebben, reiken ons de wetenschappelijke veiligheidsevaluaties aan van plantenbereidingen en kruiden in voedingssupplementen. Hun advies is richtinggevend voor het fiat – of veto – van de minister om toegang te krijgen tot de markt.

Dier, Plant en Voeding passeert per definitie bij de plantencommissie als er voedingssupplementen opduiken met planten(-delen) die nog niet zijn opgenomen in de lijst van toegelaten planten voor gebruik in voedingssupplementen.

Gecoördineerde aanpak

NAPAN staat voor ‘Nationaal Actie Plan – Plan d’Action National’ en buigt zich over de coördinatie van alle plannen voor de reductie van het gebruik van pesticiden.

De NAPAN Task Force (NTF) zorgt voor afstemming tussen gewestelijke en federale programma’s. Dier, Plant en Voeding neemt het voorzitterschap op zich en neemt het secretariaat waar. NAPAN communiceert naar de Europese Commissie en de lidstaten en coördineert openbare raadplegingen zowel als gemeenschappelijke projecten; denk daarbij aan fytolicenties, informatie in verkooppunten, harmonisering van watervervuilingsnormen, … Ook initiatieven voor gecoördineerde controles vertrekken van hieruit.

Bioveiligheid voor alles

De Adviesraad voor Bioveiligheid (ARB) vormt samen met de dienst Bioveiligheid en Biotechnologie het gemeenschappelijk wetenschappelijk evaluatiesysteem. Dat wil de Belgische overheden adviseren over de bioveiligheid van activiteiten die gebruik maken van genetisch gemodificeerde organismen (ggo’s) en/of pathogenen.

De ARB brengt advies uit over dossiers met betrekking tot het in de handel brengen van producten die bestaan uit ggo’s of die ggo’s bevatten. Ook buigt de ARB zich over vragen, gerelateerd aan veldproeven met transgene planten of klinische proeven met ggo-geneesmiddelen.

Deze wetenschappelijke adviezen gaan het advies van Dier, Plant en Voeding aan de minister vooraf.

Prijzencomité

Elders op deze site leest u meer over de cel contractueel onderzoek. Die cel wordt bijgestaan door een Beoordelingscomité. Zowel Dier, Plant en Voeding als het FAVV en deskundigen van onze universiteiten hebben er zitting in.

Bij het toekennen van financiële toelagen baseert de minister van Landbouw zich op het advies van dit beoordelingscomité.

Consumptie en transparantie

Zie de Adviesraad inzake voedingsbeleid en gebruik van andere consumptieproducten als een overlegplatform waarop de FOD Volksgezondheid kan bogen om een federaal standpunt in te nemen op het vlak van voedingsbeleid.  Die ‘… en andere consumptieproducten’ slaat op tabak, alcohol, e-sigaret, cosmetica en aanverwante.

Dier, Plant en Voeding zit deze Raad voor. Ook de betrokken beroepssectoren, consumentenverenigingen en relevante autoriteiten zijn erin vertegenwoordigd.

Het advies van deze Raad is wettelijk vereist voor nationale wetgevingen op het vlak van samenstelling en etikettering van of publiciteit voor levensmiddelen.

Niets beter dan de borst

Het Federaal Borstvoedingscomité is binnen de schoot van de FOD Volksgezondheid opgericht om het belang van borstvoeding te benadrukken. Dat blijft immers de beste voeding. De voordelen zijn legio, op korte, middellange en lange termijn, en niet alleen voor de baby maar ook voor de moeder.

Dit comité adviseert, neemt initiatief en stimuleert acties die borstvoeding positief onder de aandacht brengen. Dier, Plant en Voeding draagt dit comité en haar missie een warm hart toe.

Blik op 2022

PANAMA: de database van uw gewasbeschermingsmiddelen en bemestingsproducten

De Dienst Gewasbeschermingsmiddelen en Bemestingsproducten van het DG Dier, Plant en Voeding werkt al geruime tijd aan een opvolger van de huidige database voor het opstellen van toelatingen voor het op de markt brengen van deze producten. De nieuwe database werd “PANAMA” gedoopt, wat staat voor “Pesticides And plant Nutrients Authorisation Management”.

Deze nieuwe IT-tool moet niet alleen toelaten om het volledige toelatingsproces digitaal te doorlopen (facturatie, communicatie met de aanvrager, planning van het dossier op het erkenningscomité, verwerken van de adviezen voor het erkenningscomité en de aflevering van de toelating of vergunning), maar ook om de basisgegevens aan te leveren voor de interactieve publieke website www.fytoweb.be. Fytoweb is de referentie voor alle gebruikers en verkopers van gewasbeschermingsmiddelen en bemestingsproducten, evenals voor inspectiediensten.

Een ingewikkelde en langdurige migratie

PANAMA is reeds een zevental jaar volledig operationeel voor bemestingsproducten. De volledige toelatingsprocedure kan worden doorlopen voor alle nationaal gereglementeerde producten. De integrale toelatingen kunnen worden opgezocht op Fytoweb per houder of type van product.

Ondertussen wordt nog steeds verder gewerkt aan de ontwikkeling van het meer complexe deel voor gewasbeschermingsmiddelen. Op dit moment zijn alle mogelijke aanvraagprocedures voorzien. Er is een frontoffice gedeelte waar de aanvragers hun aanvragen kunnen indienen en de ingediende gegevens kunnen bijhouden, met vermelding van het stadium waarin de lopende aanvragen zich bevinden. Er wordt ook de mogelijkheid geboden om consultants in te schakelen, al dan niet met toegang tot commercieel gevoelige informatie.

De ingediende gegevens worden geladen in een backoffice gedeelte dat er volledig los van staat, om de nodige vertrouwelijkheid te kunnen garanderen. Daarin worden de aanvragen behandeld volgens een beperkt aantal stromen : aanvragen voor gewasbeschermingsmiddelen via de zonale procedure, aanvragen tot wederzijdse erkenning van gewasbeschermingsmiddelen, aanvragen voor vergunningen voor parallelhandel en noodtoelatingen. Er zijn ook procedures voor de technische equivalentie van nieuwe productieplaatsen van werkzame stoffen en de toelating van proefproducten. Het systeem zal ook dienen voor het verlenen van machtigingen aan  proefstations, om testen uit te voeren met niet-toegelaten middelen of toepassingswijzen. Daarnaast zijn er mogelijkheden om landbouworganisaties toe te laten uitbreidingen voor kleine teelten aan te vragen voor bestaande middelen.

De bestaande toelatingen en vergunningen, samenstellingen en verpakkingsgegevens werden allen gemigreerd naar de nieuwe database, waarna een fase volgde van manuele correcties. De toelatingshouders werden allen gecontacteerd om feedback te vragen op de toelatingen in dit nieuwe formaat. Deze feedback werd verwerkt en in april konden op deze manier alle toelatingen gefinaliseerd worden. Ondertussen wordt ook al getest of alle mogelijke aanvraagprocedures zonder problemen kunnen worden doorlopen, en worden de laatste stappen gezet om de facturatie en verzending van brieven en toelatingen of vergunningen rechtstreeks vanuit PANAMA te laten verlopen.

Ook wordt nu werk gemaakt van het nagaan van de effecten hiervan op de website. Er is een nieuwe zoekmodule ontwikkeld die zal toelaten meer gedetailleerd te zoeken, en waarin ook noodtoelatingen, basisstoffen en eventuele opgebruiktermijnen zijn opgenomen. Pas wanneer de zoekfunctie volledig werkt, kan de website worden gebaseerd op de nieuwe database, en kan voor de interne werking worden overgeschakeld op PANAMA. Tot zolang moeten zowel de oude als de nieuwe database worden bijgehouden, wat een verhoogde werklast veroorzaakt.

In een overgangsperiode van een half jaar zullen de toelatingen intern volledig beheerd worden in PANAMA. Dan zullen er ook exportmogelijkheden worden voorzien om specifieke data ter beschikking te stellen van derden (inclusief het FAVV en het Antigifcentrum). Pas nadat alle kinderziektes weggewerkt zijn, zal toegang verleend worden aan de aanvragers, en kan het programma ten volle benut worden. Ook daarna zullen er nog verbeteringen en toevoegingen worden aangebracht, om op termijn een goed functionerend en volledig aanvraagsysteem te vormen.

PLANTENGEZONDHEID: EEN VOORTDURENDE ZORG VAN MONDIALE, EUROPESE EN NATIONALE INSTELLINGEN

In 2021 liep het Internationaal Jaar van de Plantengezondheid (IYPH2020, een initiatief dat in 2020 door de VN werd gelanceerd en tot 2021 is verlengd) ten einde. Binnen het DG Dier, Plant en Voeding werken de experten van de Cel Plantengezondheid aan de uitvoering op Belgisch niveau van een van de belangrijkste erfenissen van dit internationale jaar: de uitroeping van 12 mei tot de Internationale Dag van Plantengezondheid.

In 2021 werd ook het onderzoeksproject Beware&Note (gefinancierd door de FOD Volksgezondheid) afgerond. De Cel Plantengezondheid zal zorgen voor de verdere uitrol van dit project, dat resulteerde in een systeem voor de bewustmaking, vroegtijdige opsporing en melding van plantenplagen in België, en dit door samen te werken met Natuurpunt en Natagora bij de voortzetting van het platform observations.be.

Ook op het gebied van sensibilisering van het grote publiek is DG Dier, Plant en Voeding betrokken bij de ‘Awareness’ werkgroep van de Europese Commissie voor de planning van een fytosanitaire sensibiliseringscampagne van de EFSA in de loop van 2022.